Uitgelegd: Waarom Pirelli geen voorstander is van een F1-bandenoorlog

Uit het wereldwijde F1-fanonderzoek dat Motorsport Network eerder dit jaar hield, kwam naar voren dat het merendeel van de toeschouwers een nieuwe bandenoorlog met open armen zou ontvangen. In 2006 waren met Michelin en Bridgestone voor het laatst twee bandenfabrikanten actief in de koningsklasse van de autosport. Sinds 2008 zijn er eenheidsbanden, en dat heeft een reden. 

Volgens de Italiaanse firma zouden de kosten voor het draaien van een Formule 1-seizoen exploderen bij de komst van een concurrent. In een tijd waarin de kosten al een veelbesproken onderwerp zijn, geeft een bandenoorlog een verkeerd signaal af naar de buitenwereld. “Gedurende mijn loopbaan heb ik in andere kampioenschappen al een bandenoorlog meegemaakt”, legt Pirelli Racing-manager Mario Isola uit. “In de Formule 1 heb je per circuit meer dan één speciale band nodig. Op dezelfde baan kan je namelijk vijf verschillende omstandigheden meemaken.”

Komend jaar heeft Pirelli zeven verschillende compounds beschikbaar. In het geval van een bandenoorlog rekent de Italiaanse firma voor dat er misschien wel veertig verschillende compounds per jaar gebruikt worden om op elk circuit competitief te zijn: “Daarnaast moeten we gedurende het jaar alle banden permanent doorontwikkelen. Je moet gelijke tred houden met de ontwikkeling van de auto’s, en dat niet alleen. Ook heb je voor elk team eigen compounds nodig, want elke auto is anders.”

Kortom: Pirelli moet voor elk circuit en voor ieder klantenteam eigen compounds ontwikkelen, waar bovendien gedurende het jaar nog aan gesleuteld moet worden. Isola omschrijft de situatie als 'zeer gecompliceerd'. “Je moet niet alleen met de kosten voor de bandenfabrikant rekening houden, ook voor de teams zou het duur worden. We zouden veel meer moeten testen, wat ook invloed heeft op de teams.”

Pirelli heeft tot eind 2019 het alleenrecht in de Formule 1. De kans dat daarna een bandenoorlog ontstaat is uit kostenoogpunt zeer onwaarschijnlijk.