Breaking news

Achtergrond: de negenhonderdste GP-start van Ferrari

Vandaag (zondag) rijdt het team van Ferrari zijn negenhonderdste Grand Prix. De Scuderia is de enige renstal die in elk van de 66 Formule 1-seizoenen heeft deelgenomen. Met 223 race-overwinningen, vijftien coureurstitels en zestien constructeurskampioenschappen is de roemruchte formatie uit Maranello zonder twijfel het meest succesvolle team in de rijke geschiedenis van de Formule 1. GPUpdate.net neemt u mee door de historie van het team met het stijgerende paard in de koningsklasse van de autosport.

Het begon allemaal in 1950. Enzo Ferrari besloot om geen wagens in te zetten bij de ouverture in Silverstone, omdat hij het niet eens kon worden over de startgelden die er betaald moesten worden. Daarom is het officiële F1-debuut van Ferrari genoteerd tijdens de tweede race van het eerste seizoen, in Monaco. Luigi Villoresi, Alberto Ascari en Raymond Sommer waren de eerste rijders in het scharlakenrood. Waar Villoresi snel was in de trainingen, kwam Ascari uiteindelijk tot het beste resultaat: hij werd tweede in het prinsdom. Zodoende kon de Scuderia na haar eerste deelname al een bokaal presenteren in Maranello. De eerste overwinning volgde iets meer dan een jaar later, toen de Argentijn José Froilán González zegevierde op het circuit van Silverstone. In 1952 en 1953 werd er met harde hand gedomineerd: Ascari won elf van de vijftien races in die twee jaren (de Indy 500 niet meegerekend). De Italiaan werd de eerste wereldkampioen in een Ferrari.

Na twee ietwat mindere jaren werd er in 1956 weer een titel bijgeschreven. De legendarische Juan Manuel Fangio kwam als titelhouder over van Mercedes, werd kampioen met Ferrari en vertrok weer naar Maserati. Met nog een titel in 1958, dit keer voor Mike Hawthorn, kon Ferrari na negen seizoenen al vier kampioenschappen overleggen. Maar tijden zouden veranderen in de Formule 1. 'Garagisti', zoals Enzo Ferrari ze noemde, kleine teams gerund door liefhebbers die zonder fabriekssteun opereerden, namen de sport over. Teams als Vanwall, BRM, Lotus en Cooper bouwden geniale bolides waartegen Il Commendatore niet kon opboksen. Volgens Ferrari moesten de F1-bolides zo snel mogelijk zijn, wat een groot motorblok inhield. Zo kon het bijvoorbeeld zijn dat, hoewel iedereen met een viercilinder reed, Enzo met een zescilinder kwam aangezet in de straten van Monaco. Na twee titels van Jack Brabham in de Cooper kende Ferrari in 1961 een kortstondige opleving, waarmee er met Phil Hill weer een kampioenschap werd gepakt. Tevens behaalde de Scuderia haar eerste constructeurstitel, een prijs die in 1958 in het leven was geroepen.

De jaren '60 waren wat Formule 1 betreft vrij vruchteloos voor Ferrari. John Surtees wist zijn rode wagen in 1964 op het nippertje naar een nieuwe titel te sturen, maar voor de rest was het Lotus (en eventjes Brabham) wat de klok sloeg. Ferrari viel in een diep gat, won slechts drie races in zes seizoenen tijd, wisselde om de haverklap van coureurs en was eigenlijk drukker bezig met bijvoorbeeld Le Mans (waar wél gedomineerd werd). Op enkele kortstondige successen moest er tot 1975 gewacht worden voor een nieuwe titel, aangezien Jacky Ickx in 1970 niet kon voorkomen dat de inmiddels overleden Jochen Rindt alsnog kampioen werd gekroond. Niki Lauda, oftewel 'de rat', zoals zijn Ferrari-voorganger Arturo Merzario hem noemde, wist met vijf zeges de belangrijkste bokaal weer terug te brengen naar Italië. Het daaropvolgende jaar was de Oostenrijker misschien nog wel beter, maar zijn verschrikkelijke ongeluk op de Nordschleife reduceerde zijn titelaspiraties.

Het inferno van Lauda tekende voor de duistere kant van Enzo Ferrari. De sinds het overlijden van zoon Dino altijd in het zwart gehulde Italiaanse baas wilde puur voor het succes gaan, kende volgens omstanders geen gevoelens. Waar Lauda hem zijn eerste titels in meer dan tien jaar bezorgde, had Il Commendatore na Lauda's crash binnen een aantal dagen al een vervanger klaarstaan. Onwetend of Lauda, die zware brandwonden had opgelopen, het zou overleven, trommelde Ferrari Brabham-coureur Carlos Reutemann op om in de rode bolide te stappen. Lauda liet vanuit zijn ziekenhuisbed weten zo spoedig mogelijk terug te keren in de wagen. En inderdaad, na een luttele zes weken reed de Oostenrijker alweer rond op het circuit van Monza. Met behalve vaste teamgenoot Clay Regazzoni ook Reutemann naast hem in de pitbox, dat dan wel.

Lauda behaalde in 1977 een tweede kampioenschap voor het team, om een race voor het einde van het jaar zijn biezen te pakken. De hedendaagse teambaas van Mercedes was de maniertjes van Enzo zat en was enkel gefocust op het binnenhalen van de titel. Toen dat feit op Watkins Glen bewerkstelligd was, keerde hij niet meer terug. Dit leidde tot de aanstelling van Gilles Villeneuve, een razendsnelle Canadees die een jaar eerder zijn GP-debuut had gemaakt voor het team van McLaren. Waar de Scuderia '78 nog overklast werd door Lotus, dat door middel van het juiste gebruik van het ground-effect een haast onverslaanbare wagen had geproduceerd, wist men in het volgende jaar weer beide titels te grijpen. Reutemann verliet Maranello met slaande deuren en sloot zich aan bij Williams, Jody Scheckter werd bij Walter Wolf weggeplukt om zijn eerste en enige kampioenschap te behalen.

Met de snelle opkomst van Williams en de aanwezigheid van Nelson Piquet in de Brabham moest er in Maranello weer even gewacht worden op groot succes. Met Villeneuve en Didier Pironi, die de gestopte Scheckter verving, had men wellicht het snelste rijdersduo van het veld. Dat de Canadees en de Fransman elkaar het licht niet in de ogen gunden, werd duur betaald. Na een onderlinge afspraak om elkaar niet in de weg te zitten tijdens de Grote Prijs van San Marino, in Imola, wilde Pironi wel eens zien wat er gebeurde als hij Villeneuve toch zou inhalen. De Ferrari's lagen op een 1-2'tje en hadden elkaar al vaker ingehaald in de laatste tien ronden, maar zouden voor het ingaan van de laatste ronde elkaar niet meer aanvallen. Pironi deed het toch, won de race en zette kwaad bloed bij Villeneuve, die als een boer met heel veel kiespijn op het podium stond. Twee weken later op de baan in Zolder moest Villeneuve pertinent de polepositie hebben zodat hij kon laten zien wie de beste Ferrari-coureur was. De afloop is bekend: Villeneuve kwam de March van Jochen Mass tegen, katapulteerde er overheen, vloog uit de bolide en belandde levenloos in de hekken. Pironi zou later dat jaar ook een zeer zwaar ongeval hebben, waarbij hij verlamd raakte. Zo verloor Ferrari in één seizoen een van haar meest getalenteerde tweetallen ooit.

Ondanks dat er geen individueel succes was op titelgebied, mocht de prijzenkast in Maranello worden uitgebreid met de constructeursbekers van 1982 en '83. Patrick Tambay en René Arnoux waren prima rijders, maar tegen Piquet en Alain Prost waren ze niet opgewassen. Toen die laatste naar McLaren ging was het feest definitief over: Prost behaalde drie titels, waar zijn teamgenoten er ook twee wegkaapten. Dat gecombineerd met het lange verblijf van Williams aan de top zorgde er voor dat Ferrari langzamerhand slechts het derde, soms zelfs vierde team werd. Aan het einde van de jaren '80 ging het al wel weer iets beter, met overwinningen voor Gerhard Berger en Nigel Mansell, maar in de titelstrijd moest er toch altijd worden toegegeven. Berger scoorde op Monza in 1988 een van zijn allermooiste zeges: na het overlijden van Enzo Ferrari (in een seizoen waarin McLaren álles won) stuurde de Oostenrijker zijn bolide naar een zeer emotionele overwinning voor de ogen van de dolenthousiaste tifosi.

Na zijn vete met Ayrton Senna ruilde Prost McLaren in voor Ferrari, een stap waarbij gehoopt werd dat er dan eindelijk weer een felbegeerde rijderstitel kon worden behaald. De laatste dateerde immers van 1979. Prost reed sterk in zijn eerste seizoen (1990), maakte zelfs aanspraak op het kampioenschap maar werd uiteindelijk tweede doordat Senna hem domweg van de baan roste op Suzuka. 1991 bleek een zware teleurstelling, waar de Franse vedette twee races voor het einde van het seizoen op straat werd gezet doordat hij de wagen een 'hok' noemde. Ferrari zette de gang naar beneden weer in en won in de volgende vier seizoenen maar twee (wel heel fraaie) races.

Berger en Jean Alesi waren wel heel vriendelijke rijders, die het bovenal goed samen konden vinden, maar echt kampioensmateriaal konden ze niet zijn: de een vanwege zijn ietwat lakse stijl (Berger), de ander vanwege foute keuzes (Alesi kon ooit naar Williams toen het in haar topjaren zat). Het moest anders in Maranello, er was een sterke coureur nodig die het team naar de hand kon zetten en weer aan een titel kon helpen. Tweevoudig wereldkampioen Michael Schumacher werd voor grof geld bij Benetton weggehaald, en ongeveer de halve technische staf (waaronder kopstukken Ross Brawn en Rory Byrne) verkastte na verloop van tijd met hem mee. Er moest in 1996-'97 gezaaid worden en vanaf '98 geoogst, zo was het plan. Dat liep door de aanwezigheid van een zeer sterk McLaren-team echter spaak, en nadat Schumacher in '99 bij een ongeluk op Silverstone zijn been op twee plaatsen brak, kon er nog een seizoen het putje in. Of toch niet? Tweede viool Eddie Irvine kende een opleving in de zomer van het laatste jaar van het vorige millennium. Zou hij, uitgerekend de understudy van Schumacher, dan de titel moeten pakken? Het liep uiteindelijk op twee puntjes mis.

Vanaf 2000 kon er geschiedenis geschreven worden. Schumacher kwam sterker dan ooit terug van zijn beenbreuk en schreef maar liefst vijf (!) titels achtereen op zijn naam, eindelijk keerde de kampioensbokaal weer terug in Maranello. Met name in de jaren 2002 en 2004 was de Duitser onnavolgbaar: in 2004 won hij twaalf van de eerste dertien races. Schumacher is Ferrari en Ferrari zal altijd Schumacher blijven, de combinatie van beide leverden dusdanig veel succes op dat het de vraag is of het ooit geëvenaard zal worden. 73 overwinningen en vijf titels: het kan minder. Na het vertrek van de legende sleepte Kimi Räikkönen in zijn eerste Ferrari-seizoen gelijk weer een kampioenschap in de wacht, de zestiende en tot dusver laatste van de Scuderia. Ondanks dat Felipe Massa (2008) en Fernando Alonso (2010, 2012) heel dichtbij kwamen, zit Ferrari nu ook alweer acht jaar zonder titel. Zou Sebastian Vettel er dit jaar nog wat aan kunnen veranderen?

Sluit je aan bij de Motorsport community

Praat mee
Vorig artikel Whiting: "Coureur moet weer centraal staan bij start"
Volgend artikel Hamilton wint in België, Verstappen ondanks straf achtste

Beste reacties

Er zijn nog geen reacties. Wil je er één schrijven?

Meld je gratis aan

  • Snel toegang tot je favoriete artikelen

  • Stel alerts in voor breaking news en je favoriete coureurs

  • Laat je horen met de reactiemodule

Motorsport prime

Ontdek premium content
Abonneer

Editie

Nederland