Rossi blij maar realistisch: "Voor podium vechten is het maximale"

Rossi reed aan het begin van de race op de vierde plaats, maar profiteerde van de valpartij die landgenoot Andrea Dovizioso meemaakte. Hoewel de Yamaha-rijder op enkele seconden achterstand van uiteindelijke winnaar Jorge Lorenzo eindigde, was Rossi tevreden met zijn tweede podium op rij.

“We hadden vorig jaar heel veel problemen op dit circuit, het was toen een van onze slechtste races van het seizoen en daarom ben ik nu heel blij met dit podium”, vertelde Rossi. “Ik wist na de trainingen dat de beide Ducati’s en Marquez sneller dan me zouden zijn en ik had verwacht dat ik meer zou moeten vechten met de tweede groep, zoals in Mugello, want die reden mijn tempo. Maar deze ochtend hebben we de balans van de motor kunnen verbeteren en kon ik beter sturen met de motor.”

Ondanks dat zorgde de bandenkeuze nog voor hoofdbrekens bij Rossi. Dit was ook te zien bij veel andere rijders die ten val kwamen, uiteindelijk stonden er na 24 ronden maar 14 deelnemers aan de finish. “Ik maakte me zorgen over de zachte voorband, maar in de race was het beter. Ik moest aan het begin managen, maar de band deed het goed en ik had prima grip. Mijn pace was tot het eind van de race goed genoeg en ik zat niet ver van Jorge en Marc. Helaas was het niet genoeg om met ze te vechten, maar toch ben ik blij en heb ik belangrijke punten gepakt voor het kampioenschap.”

Na de kwalificatie van zaterdag was Rossi niet te spreken over zijn zevende startplek, maar Rossi wist na de warm-up dat hij aanspraak maakte om de tweede rij te verslaan in aanloop naar de eerste bocht. “Lorenzo, Dovi en Marquez zouden naar het podium, maar ik had een mooie start en een goede eerste ronde. Ik pakte Iannone ook, maar toen verloor ik een paar tienden. Dat ging zo door tot halverwege de race, toen zag ik dat Marc min of meer op dezelfde afstand bleef. We hebben meer snelheid nodig want de derde plaats is het maximum voorlopig. We kunnen voor het podium vechten, maar daar is het ook mee gezegd. Wat dat betreft moeten we nog twee tienden zien te vinden.”