Espargaro wanhoop nabij: “Dit mag niet gebeuren bij Aprilia”

De oudste van de Espargaro-broers vocht tijdens de Thaise Grand Prix met Danilo Petrucci om een top-tien klassering voor hij in de zeventiende ronde op moest geven met een technisch probleem. “Het was een elektronisch probleem”, zei hij. “Ik kon niet meer schakelen, de motorrem blokkeerde volledig en ik had geen controle over het gas. Het was eigenlijk al onmogelijk de pits te bereiken. We hebben dit seizoen al vaker dit soort problemen gehad en we moeten beter onderzoeken hoe dat nou eigenlijk komt. Dit soort technische zaken mogen niet misgaan. We zijn een groot merk, dit kan gewoon echt niet. Ik hoop dat we dit seizoen nog enigszins positief af kunnen sluiten en ik hoop dat we volgend jaar beter voor de dag komen. Ik kan niet wachten om op de 2020-machine te stappen en te zien of we beter kunnen zijn.”

Espargaro maakte een verslagen indruk bij zijn terugkeer in de pits, eerder liet hij zich al uit hoe de teleurstellende prestaties van Aprilia ervoor zorgden dat hij de passie voor de sport verloor. “Het is niet goed als iemand over zichzelf zegt dat hij het heel goed doet, maar zo voelt het wel”, vervolgde Espargaro. “Ik voel dat ikzelf op dit moment heel goed rijd en dat ik de RS-GP op de limiet bestuur. Mijn teamgenoot [Andrea Iannone, die werd vijftiende] is heel erg snel en je ziet het verschil tussen hem en mij in slechts achttien ronden. Ik ben blij hoe ik werk, hoe ik race, maar het hangt niet meer van mij af. Als de motor ermee stopt, kan ik weinig doen. Het is heel frustrerend.”

De DNF in Buriram was voor Espargaro al de achtste keer sinds zijn komst bij Aprilia in 2017 dat hij tijdens de race uitviel met een technisch probleem. Daarmee heeft de coureur aanzienlijk meer ‘technische uitvalbeurten’ dan andere MotoGP-rijders, de coureur reageerde: “Ik dacht exact hetzelfde. Zeker tijdens de race. Op vrijdag kan het tijdens de trainingen nu eenmaal gebeuren dat je een oudere krachtbron kapot gaat, maar dat zie je niet tijdens de race. Ik heb gewoon pech.”

Met medewerking van Valentin Khorounzhiy