Special feature

Top-10: De meest hartverscheurende uitvalbeurten in de 24 uur van Le Mans

De 24 uur van Le Mans is de ultieme uithoudingsproef voor mens en machine. En dan gaat het ook wel eens fout wanneer de haven al in zicht is. Motorsport.com zet de tien meest pijnlijke uitvalbeurten op een rij.

#16 Brun Porsche 962 C: Oscar Larrauri, Jesus Pareja, Walter Brun

De 24 uur van Le Mans, de ultieme langeafstandsrace, bestaat een eeuw. In deze rijke historie hebben vele hartverscheurende uitvalbeurten in de slotfase van de race plaatsgevonden. Een 24-uurs race vraagt veel inspanningen, zowel fysiek als mentaal, dus een uitvalbeurt is hoe dan ook een flinke aderlating. Sommigen springen er echter bovenuit.

Voor deze lijst hebben we de meest jammerlijke en dramatische uitvalbeurten uitgekozen. Het verhaal van de race voorafgaand aan het incident is in beschouwing genomen, net als het potentiële resultaat dat het desbetreffende team binnen had kunnen slepen. Diskwalificaties zijn niet meegenomen, dus enkel mechanische problemen en rijdersfouten die laten zien dat Le Mans één van de lastigste race ter wereld is worden opgenoemd. 

10. Aston Martin Ams crasht in out-lap, 2015

Pedro Lamy, Paul Dalla Lana en Mathias Lauda vormden in de tweede helft van het vorige decennium één van de beste GTE Am-teams in het WEC. Tussen 2015 en 2019 stond het trio maar liefst dertien keer op de hoogste trede van het podium en in 2017 leverde ze dat het GTE Am-kampioenschap op. Toch glipte de overwinning in de 24-uurs race iedere keer weer door de vingers, waarvan 2015 het pijnlijkste voorbeeld is. Ze werden gezien als de onbetwiste favoriet voor de race, zo erg dat men in de paddock al zei dat de race slechts een formaliteit zou zijn.

In het laatste uur ging het echter helemaal mis, toen de Canadese ondernemer Dalla Lana - één van de beste bronzen coureurs -  tijdens zijn out-lap op oude banden de controle verloor bij de Ford-chicane. De Vantage was ernstig beschadigd, waardoor de overwinning naar het SMP Racing Ferrari-team en Russische coureurs Viktor Shaytar en Aleksey Basov en Italiaan Andrea Bertolini ging. Lamy heeft de smaak van champagne eerder in 2012 al een keer kunnen proeven, maar helaas won Dalla Lana nooit de befaamde race in Frankrijk.

9. Rodriguez-broers gaan voor de overwinning, 1961

Tijdens de jaren 60 was Ferrari het dominante merk in Le Mans. Vaak was het enkel de vraag welke Ferrari er zou gaan winnen. "Dit heeft misschien geleid tot een relatief saaie Le Mans in 1961, maar dit had zeker niet te maken met twee factoren", schreef Anders Ditlev Clausager in Le Mans 1923-99, Volume One. "De levendige prestatie van de gebroeders Rodriguez en de verschijning van de auto van Richie Ginther en Wolfgang von Trips met een 2.4-liter motor in het midden van de auto." Ricardo en Pedro Rodriguez waren jong maar hadden al ervaring opgedaan op Le Mans door in 1959 samen een auto te delen. Nog belangrijker: ze waren rap. Samen met hun drieliter Testa Rossa van NART [North American Racing Team] streden ze tegen dezelfde bolide van Olivier Gendebien/Phil Hill en Willy Mairesse/Mike Parkes, alsmede tegen de Ferrari van Ginther/von Trips. 

De NART-auto nam de leiding in de beginfase van de race, maar de leiding ging vervolgens heen en weer tussen de teams, ook toen er regen neerkwam op de late zaterdagavond. Mairesse/Parkes en Von Trips/Ginther verloren in de nacht veel tijd, waardoor het aankwam op Gendebien/Hill - winnaars van 1958 - en NART. Na veertien uur zaten er slechts tien seconden tussen beide auto's. 

Op zondagochtend verloren de Rodriguez-broeders echter een half uur door een misfire, waardoor ze naar de vierde plaats zakten. Hoewel ze nog geprobeerd hebben de tijd in te halen door de gillende V12 vol open te gooien, mocht het toch niet baten. "Het publiek steunde de Mexicaanse broers de hele race lang en men liet hun teleurstelling blijken toen de auto zich terugtrok uit de race", schreef Autocar. "Zonder de Rodriguez-broers was het een bijzonder saaie Le Mans geweest."

Ricardo - die de snelste ronde neerzette - reed nog één Le Mans in zijn leven voordat het noodlot toesloeg tijdens de Mexicaanse Grand Prix van 1962 en hij overleed. Zijn broer Pedro was dapper genoeg om door te gaan en won de Le Mans wel nog in 1968, samen met Lucien Bianchi in een John Wyer Automotive Engineering Gulf Ford GT40. 

8. Bentley verliest maar zet jaar later zaken recht, 1926-1927

Nog verslagen van het verlies het jaar ervoor maar geholpen door investeringen van Woolf Barnato bracht Bentley - de winnaar van 1924 - in 1926 drie auto's naar de 24 uur van Le Mans. Alledrie deden ze vooraan mee voor de overwinning, maar helaas vielen twee van de drie auto's uit door motorproblemen.

Wat overbleef was de Bentley van Sammy Davis en Dudley Benjafield, voorzien van drieliter Sport-motor, een lichtgewicht frame en andere aanpassingen om de raceauto sneller te maken. Zodra de andere twee Bentley's waren uitgevallen werd het tempo door Davis opgevoerd om de druk naar Lorraine-Dietrich van Gerard de Courcelles en Marcel Mongin op de tweede plek op te voeren. Met een half uur te gaan had hij Mongin ingehaald, ondanks dat de remmen het moeilijk hadden. Hij waagde een poging om hetzelfde te doen op de leider in Mulsanne Corner.

Davis vergooide echter zijn kansen toen hij te veel risico nam, waardoor hij in de grindbank terecht kwam. De race eindigde voordat hij de auto er weer uit kreeg. Dit betekende dat - ondanks dat ze genoeg afstand hadden afgelegd voor P4 - dat ze niet werden geclassificeerd. 

De meeste grote Franse autoproducenten sloegen de Le Mans in 1927 over, waardoor Bentley de favoriet was. Het Britse automerk won, maar deed dat op een opmerkelijke manier. De meeste teams vielen uit door de beroemde White House crash en de enige die door kon rijden - 'de oude nummer 7', diezelfde auto die Davis een jaar ervoor in het grind zette - ging de strijd aan met de drieliter Aries van Jean Chassagne en Robert Laly. Meerdere auto's waren betrokken bij de crash, waaronder alle drie deelnemende Bentley's. Davis, die zijn auto wederom deelde met Benjafield, kreeg het voor elkaar om toch door te kunnen rijden, maar was de leiding wel verloren aan de Aries. 

Het frame van de Bentley was verbogen, maar er bestond nog steeds een kans om te winnen doordat de Aries de enige auto met een grote motor was. Terwijl Davis en Benjafield er alles aan deden om hun Bentley heel te houden, leek het erop dat de Aries er met de overwinning vandoor zou gaan, totdat ze op de zondagochtend 25 minuten verloren door een kapotte startmotor. Davis herpakte de leiding en een spannend slot leek er aan te komen, maar met nog minder dan twee uur te gaan stopte de Aries met een gebroken distributieriem. De gehavende Bentley was zodoende in staat om revanche te nemen voor het ongelukkige einde het jaar ervoor. Ze wonnen met een voorsprong van ruim driehonderd kilometer op tweede plek Samson. 

7. Een monster temmen, 1969

“We bestuurden hem met fluwelen handschoentjes”, herinnert Vic Elford zich over zijn race met de nieuwe Porsche 917 in 1969. Zelfs Porsche geloofde niet dat het onderontwikkelde 4.5 liter monster met een dramatische wegligging het 24 uur vol zou houden. Terwijl Rolf Stommelen de pole pakte en in de zusterauto een angstaanjagende snelheid op het asfalt legde, probeerden Elford en teamgenoot Attwood vooral de finish te halen. Elford legt uit: “ik was ervan overtuigd dat we de finish zouden kunnen halen als we voorzichtig zouden rijden en geen risico’s zouden nemen. En als we zouden finishen, zouden we ook winnen want de snelheid was superieur. Hij was 25 mijl per uur sneller dan alles waar we ooit in hadden gereden. En hij was heel erg lastig te besturen. Richard vond het verschrikkelijk! Ik vond het leuk, want het was zoveel sneller dan alle eerdere auto’s waarin ik ooit had gezeten. Het feit dat de Porsche wat lastiger te besturen was, maakte me niet zo veel uit. Ik was uit mijn rallytijd gewend om te gaan met minder stabiele wagens.”

In de eerste vier uur ging het al mis voor de leidende 917 van Stommelen en Kurt Ahrens, evenals voor de achtervolgende 908/2 van Jo Siffert en Brian Redman. Elford en Attwood namen zo de leiding over. En daar bleven ze, uur na uur. Met vier uur te gaan reed de 917 niet alleen nog rond, het had een voorsprong van vier ronden. Vervolgens sloegen transmissieproblemen toe: de wagen viel uit. Het is nog altijd een van de grootste teleurstellingen uit de loopbaan van Elford: “Iedereen vertelde ons op voorhand dat hij kapot zou gaan. Ik was ervan overtuigd dat we de finish konden halen en zouden winnen. En drie uur voor het einde ging het kapot. Dat was het slechtste 917-moment.”

6. Double trouble voor Kelleners, 1997-1998

Ralf Kelleners is waarschijnlijk niet de eerste naam die boven komt drijven wanneer je denkt aan pechvogels op Le Mans. Toch kende hij tweemaal zo veel pech dat hij een plek in deze lijst verdient - en het gebeurde ook nog eens in achtereenvolgende jaren.

De eerste keer was met Porsche in 1997. De 911 GT1 Evo die hij deelde met Yannick Dalmas en Emmanuel Collard deed vanaf het begin in de kopgroep mee. De fabrieks-Porsches hadden een klein maar significant voordeel ten opzichte van de Joest TWR-Porsche die het jaar ervoor gewonnen had. Bob Wollek crashte op zondagochtend met de zusterauto, waardoor Kelleners/Collard/Dalmas de leiding in handen kregen. Toen Kelleners met twee uur te gaan de pitstraat verliet, had hij een ronde voorsprong. Op Mulsanne Straight vatte de Porsche plotseling vlam. Binnen no-time ontstond er een vuurzee. De Duitser kon veilig uit de bolide kruipen, maar de 911 reed geen meter meer. Een olielek bleek de oorzaak, waarna de winst ging naar een jonge Tom Kristensen. 

Kelleners maakte voor het daaropvolgende jaar de overstap naar het nieuwe Toyota-team met de GT-One. De twin-turbo 3.6 liter V8 die hij deelde met Thierry Boutsen en Geoff Lees nam de leiding in handen toen de zusterauto van Martin Brundle, Eric Helary en Collard tegen problemen aanliep. Op zaterdagavond moest de leiding worden afgestaan aan Porsche na versnellingsbakproblemen, maar de 911 GT1-98’s kenden zo hun eigen problemen. Daardoor begon de Toyota die als zevende was gestart met een gezonde leiding aan de zondagochtend. De versnellingsbak bleef een zorgenkindje. Na een tweede wissel van de tandwielen, verzeilden Boutsen/Kelleners/Lees in een strijd met Allan McNish, Laurent Aiello en Stephane Ortelli in de Porsche. Boutsen had de leiding nog steeds in handen, maar met tachtig minuten te gaan verzaakte de transmissie opnieuw. “De Porsche had ons nooit bijgehaald”, stelt de teleurgestelde Belg. Kelleners zag weer een zege in rook opgaan en won nooit meer de topklasse van de 24 uur van Le Mans.

5. Drama voor ORECA, Peugeot en Aston Martin, 2010

Peugeot begon als regerend kampioen aan de editie van 2010. In de kwalificatie claimden de Fransen de eerste vier plaatsen op de grid, met de ORECA kort achter de drie 908 HDi FAP’s van het fabrieksteam. De V12-blokken waren voorzien van een nieuwe titanium drijfstangen, wat uiteindelijk de ondergang zou betekenen. Het snelheidsvoordeel ten opzichte van de Audi R15-plus was echter aanzienlijk, waardoor de Peugeots een ruime voorsprong opbouwden voordat het noodlot toesloeg.

De polesitters in de #3 (Sebastien Bourdais, Pedro Lamy en Simon Pagenaud) moest al snel opgeven met een kapotte ophanging. Het motorprobleem bij de leidende wagen van Stephane Sarrazin, Nicolas Minassian en Franck Montagny op zondagochtend was de grootste klap voor het fabrieksteam. Daardoor kwam Audi aan de leiding. De overgebleven 908 van Anthony Davidson, Alexander Wurz en Marc Gene verkleinde de achterstand, totdat ook bij hen de 5.5 liter turbodiesel de brui gaf.

Zo bleef alleen de ORECA Peugeot over. Nog voor de helft van de race verloor het klantenteam vier ronden door een kapotte aandrijfas. Met een alles-of-niets reparatiepoging probeerde de formatie een podiumplek veilig te stellen. Loic Duval was vervolgens ijzersterk en klokte een snelste raceronde die sneller was dan de poletijd van Bourdais.

In de jacht ging met vijf kwartier te gaan ook deze motor kapot. Teambaas Hugues de Chaunac bleef in tranen achter. De auto had 373 ronden afgelegd, meer dan de auto die uiteindelijk vierde zou worden. 

Maar dat was nog niet alles. De Lola-Aston Martin van Darren Turner, Sam Hancock en Juan Barazi reed op de vierde stek toen in het laatste uur de motor plofte. Daardoor schoof de tweede ORECA nog een plekje op. Een pleister op de wonden na het Peugeot-debacle.

 

4. Kubica en co stranden in de laatste ronde, 2021

De terugkeer van Robert Kubica in de top van de internationale autosport na zijn verschrikkelijke rallyongeluk in 2011 is een van de beste feel-good stories van deze eeuw. En in 2021 kon hij bijna een briljante Le Mans-zege aan zijn erelijst toevoegen.

WRT was al jarenlang een van de topteams in de GT3-racerij toen het besloot toe te treden tot het competitieve LMP2-veld. Kubica, Louis Deletraz en Yifei Ye wonnen de European Le Mans Series, maar de 24 uur van Le Mans stond rood omcirkeld in de agenda’s. Het drietal kwalificeerde zich als tweede in de klasse en zat continu in de voorhoede. De formatie bleef uit de problemen, waar de concurrentie getroffen werd door pech en malheur. Toen in het 22e uur de zusterauto van WRT - van latere winnaars Robin Frijns, Ferdinand Habsburg en Charles Milesi - problemen kreeg, nam de #41 de leiding in handen.

Terwijl Frijns werd gehinderd door een moeilijk te besturen wagen, en zich nog meer zorgen maakte over de aanstormende Jota van Tom Blomqvist, leek Le Mans-debutant Ye op weg naar de winst. Maar toen, in de laatste ronde, viel de Gibson-motor uit door een kapotte sensor. Ye strandde in het zicht van de haven. Het drietal had 362 ronden afgelegd, meer dan de top-drie LMP2-teams, maar werd daardoor niet geklasseerd. Frijns hield Blomqvist van zich af en won de race met zeven tienden voorsprong. “Je weet niet of je blij moet zijn of hoe je je moet voelen. Je verliest Le Mans en je wint Le Mans op hetzelfde moment. Dat is een gek gevoel”, zei WRT technisch directeur Sebastien Viger destijds.

 

3. Brun-drama na 23 uur en 45 minuten, 1990

Brun Motorsport had al eens ervaren hoe bruut Le Mans kon zijn met een late dubbele uitvalbeurt in 1985, maar dat was nog niets vergeleken met 1990.

In het eerste jaar met de Mulsanne-chicanes kwam het privateer Porsche-team - in tegenstelling tot het fabrieksondersteunde Joest-team - tot de juiste conclusie dat de high downforce achterkant van de nieuwe 962 beter zou presteren. “We waren misschien wel het eerste team dat koos voor de korte staart. Zelfs de neus was anders dan de Le Mans-neus”, herinnert coureur Jesus Pareja zich. “Zodra we hoorden dat de ACO had besloten om chicanes te leggen, gingen we voor de korte achterkant. Ook al was Porsche het niet eens met die beslissing.”

Oscar Larrauri kwalificeerde zich als tweede en het team mengde zich in de kop in de strijd met Nissan en Jaguar. Het was een mooie prestatie van de Pro-Am line-up. In de nacht werd Larrauri ziek, waardoor ‘gentleman racers’ Pareja en Walter Brun de rest van de wedstrijd voor hun rekening moesten nemen. Het werd de race van hun leven. Hoewel ze op zondagochtend wat tijd verloren door een probleem met de batterij, schoof het duo steeds verder op naar voren. Met nog acht uur te gaan lagen ze al tweede. De vierde versnelling van de leidende Jaguar werkte niet meer, dus de kans op een stunt was aanwezig.

Met vijftien minuten te gaan was het uitgerekend de Porsche die kapot ging. De motor hield er op Mulsanne Straight mee op. Zelfs het TWR Jaguar-team, wat hierdoor een 1-2 behaalde, had sympathie voor Brun en rivaliserende teams applaudisseerden voor Pareja toen hij door de pits naar zijn team sjokte. 

2. Publiekslieveling strandt met de haven in zicht, 1952

Als er ooit een heroïsche solopoging op Le Mans onbeloond is gebleven, dan is het dit verhaal. En Pierre Levegh (echte naam Pierre Bouillin) is een van de meest tragische figuren uit de historie van Le Mans.

De poging van de Fransman in 1952, in zijn eigen Talbot-Lago, is uitgegroeid tot een legende. Ondanks tegenstand van diverse fabrieksteams, waaronder Jaguar, Ferrari en Mercedes, stuurde Levegh zijn T26 GS Spyder eigenhandig naar de kop van het veld. In een ware uitputtingsslag lag de publiekslieveling na vier uur op de zesde plaats, na acht uur op de tweede plaats en leidde halfweg met een comfortabele marge.

Mercedes klom op naar voren waar anderen problemen kenden, maar Levegh leek buiten bereik. Met vier uur te gaan had hij vier ronden voorsprong op de zilverpijl van Hermann Lang/Fritz Riess. Een historische overwinning was binnen handbereik, maar de 4.5 liter motor hield er met iets meer dan een uur te gaan mee op. Mercedes kreeg zo een 1-2 in de schoot geworpen.

Sommigen bekritiseerden Levegh dat hij het stuur niet over had gedragen aan tweede rijder Rene Marchand. Er werd gefluisterd dat hij door vermoeidheid een schakelfout had gemaakt en daardoor de motor had opgeblazen. Later bleek dat Levegh op de hoogte was van het zich aandienende probleem en dat hij probeerde de auto zo goed mogelijk naar de finish te brengen.

De Fransman had wel de aandacht getrokken van Mercedes. In een van de 300SLR’s van het Duitse merk kwam Levegh om het leven, net als meer dan tachtig toeschouwers, tijdens het ergste ongeval uit de historie van Le Mans in 1995.

1. Toyota's ultieme vloek, 2016

De pech van Toyota in Le Mans was al legendarisch voordat een van de meest dramatische en onwerkelijke finishes uit de historie van de sport plaatsvond.

In een echte Le Mans-klassieker nam de #5 Toyota TS050 Hybrid van Anthony Davidson, Sebastien Buemi en Kazuki Nakajima de maat van de concurrenten Porsche en Audi. De Japanners konden een ronde langer doen met een tank brandstof en was sneller dan de rivaliserende Porsche toen de temperaturen op zondag stegen. Marc Lieb, Romain Dumas en Neel Jani volgden op ongeveer een minuut, maar het drietal was niet in staat om de leidende Toyota bij te halen.

Met zes minuten te gaan verloor Nakajima snelheid op het Mulsanne Straight. In een periode waarin iedereen gewend was geraakt aan extreem betrouwbare bolides, leek het onwerkelijk. Ging Toyota echt zo laat in de race de zege verspelen? Ja. Nakajima haalde de start-finish streep, om vervolgens recht voor zijn engineers op de pitmuur stil te vallen. Een verbinding tussen de turbo en de intercooler was kapot.

Porsche nam met 3 minuten en 21 seconden te gaan de leiding over. Hoewel Nakajima de auto uiteindelijk weer aan de praat kreeg, had hij te lang stilgestaan. Zijn laatste ronde duurde meer dan de maximumtijd van zes minuten. Door een laatste ronde van bijna twaalf minuten werd de Toyota niet eens geklasseerd, ook al had het meer ronden afgelegd dan de nummer 2 van Mike Conway, Stephane Sarrazin en Kamui Kobayashi. 

Sluit je aan bij de Motorsport community

Praat mee
Vorig artikel De Vries strijdt in toekomst graag voor Le Mans-zege: "Ligt nog unfinished business"
Volgend artikel Ferrari verrast door poletijd Le Mans, maar podium blijft doel

Beste reacties

Meld je gratis aan

  • Snel toegang tot je favoriete artikelen

  • Stel alerts in voor breaking news en je favoriete coureurs

  • Laat je horen met de reactiemodule

Editie

Nederland Nederland