DRS in de GP3 is er voor de rijders, niet voor de show

Afgelopen seizoen debuteerde de nieuwe GP3-auto, de Dallara GP3/16. Het seizoen kwam echter maar traag op gang, met nauwelijks inhaalacties in de eerste races van het jaar. In mei werd de komst van het Drag Reduction System bekendgemaakt, het systeem waarbij de achtervleugel opengeklapt kan worden om een hogere topsnelheid te genereren. Dat moet het inhalen eenvoudiger maken.

Volgens organisator Michel had de komst van DRS niets te maken het gebrek aan inhaalacties: “We doen het niet om de show te verbeteren”, zei hij in gesprek met Motorsport.com. “We weten dat de show er aantrekkelijker door wordt, dat zeer zeker. Maar dat is niet de voornaamste reden. De eerste races van het jaar waren ietwat teleurstellend, dat moet ik toegeven. We begonnen in Barcelona. Daar is het altijd lastig inhalen. We hadden een paar van dergelijke races. Na de zomer, op Spa en Monza, werd het beter. Op deze circuits kunnen de rijders veel beter inhalen. Dus we wisten al dat dit het geval zou zijn. Het einde van het seizoen was geweldig. Dus ik wil niet stellen dat we de show moeten verbeteren.”

De grote broer, de GP2, maakt sinds 2015 gebruik van DRS. Michel legt uit dat de introductie van het systeem in de GP3 vooral bedoeld is om de overstap voor de jonge rijders eenvoudiger te laten verlopen: “Het idee is dat de GP3 de coureurs moet voorbereiden op de GP2, en de GP2 op de Formule 1. DRS is een behoorlijk belangrijk element van een F1-auto. En nu ook van de GP2-wagens. We hebben ons afgevraagd of het qua rijdersontwikkeling te vroeg zou zijn om DRS in de GP3 te introduceren. We concludeerden dat zij blij zouden zijn met het systeem. En wij moeten rijders aantrekken voor onze klasse. Dat hoort bij het spelletje. We wisten dat dit aantrekkelijk zou zijn.”