Unieke blik achter de schermen van F1-motorfabriek Red Bull en Ford
Voorafgaand aan de Britse Grand Prix in Silverstone opende Red Bull Powertrains-Ford de deuren voor een select groepje media. Een uniek kijkje achter de schermen van Red Bulls motorproject richting het F1-seizoen 2026.
Het is de dinsdag voorafgaand aan de Britse Grand Prix op het circuit van Silverstone. In Milton Keynes is een handjevol (overwegend Amerikaanse) media welkom voor een rondleiding door het Jochen Rindt-gebouw op de Red Bull Campus. Het is meer specifiek de locatie waar Red Bull Powertrains en Ford al met honderden werknemers werken aan Red Bulls eigen motorproject voor 2026. Dat jaar gaat zowel het motor- als chassisreglement ingrijpend op de schop in de Formule 1. Op motorisch vlak verdwijnt de MGU-H, maar gaat het aandeel elektrisch vermogen juist flink omhoog tot een fifty-fifty verdeling met de verbrandingsmotor. Die V6 moet op volledig duurzame brandstoffen gaan draaien.
Een minstens zo grote verandering voor Red Bull is dat Honda vanaf dat jaar vertrekt als motorpartner. Momenteel komen alle motoren voor Red Bull Racing en het RB-team nog uit Japan en mogen Red Bull-medewerkers daar niet eens aankomen als er iets mee is. De Japanners lieten in coronatijd weten de sport aan het eind van 2021 te verlaten. Uiteindelijk zijn ze daarop teruggekomen, maar doordat Red Bull al was begonnen aan het eigen motorproject, moesten beide partijen doorschakelen en bleek een langere samenwerking onhaalbaar. Honda slaat de handen ineen met Aston Martin, Red Bull neemt het lot voor het eerst in diens bestaansgeschiedenis in eigen hand door de eigen motoren te maken. Het is een enorme opgave voor het energiedrankenmerk en bovendien roept de technische omwenteling in het reglement vraagtekens op. Niemand weet van elkaar precies waar het staat en hoever de concurrentie is, al biedt Red Bull Powertrains wel een zeldzaam kijkje achter de deuren die normaliter gesloten blijven.
De dag begint met een ontvangst in MK7, het gebouw met de welbekende hal waarin Red Bull-bolides uit de voorgaande jaren staan opgesteld. Het gesprek gaat onder het genot van een kopje koffie nog vooral over hét moment met Max Verstappen en Lando Norris in Oostenrijk, al is het niet veel later tijd voor waar het daadwerkelijk om draait: koers zetten richting de Red Bull Powertrains-hal, waar voor de deur keurig enkele Ford-auto’s prijken. Bij binnenkomst geven Christian Horner en Ford Motorsports-voorman Mark Rushbrook een introductie, waarbij ze laten weten dat het werk aan de Powertrains-hal pas begin 2022 is begonnen. De faciliteit is daarna in sneltreinvaart opgezet. Het werk op de ICE-afdeling (oftewel de interne verbrandingsmotor) is er als eerste begonnen, waarna begin dit kalenderjaar de ERS-afdeling in gebruik is genomen. Dat laatste gaat over alle elektrische onderdelen van de motor, componenten die vanaf 2026 nog belangrijker worden dan dat ze nu al zijn.
Gezien de tijdlijn van de bouw is het weinig verrassend dat Red Bull het werk aan de 2026-krachtbron is begonnen met de interne verbrandingsmotor. Nadat ons ten strengste is verboden om foto’s te maken – ook logisch doordat het werk al in volle gang is – lopen we richting ‘Brodie’s Boulevard’. Deze gang is vernoemd naar Steve Brodie, een geblokte werknemer die in augustus 2021 als één van de eersten is overgekomen van Mercedes en een belangrijke rol heeft gespeeld bij het inrichten van de Powertrains-faciliteit. Zijn officiële titel is 'Head of Power Unit Operations', waarmee Brodie over de built shops van de interne verbrandingsmotor en de ERS gaat. Hij moet ervoor zorgen dat alles volgens de juiste specificatie, standaarden en consistentie wordt gebouwd. Bij binnenkomst is er al meteen een interne verbrandingsmotor te zien. “Dit is onze allereerste volledige verbrandingsmotor”, legt Horner uit. “De fire-up van deze V6 was in augustus 2022. Dietrich Mateschitz heeft deze eerste Red Bull-motor vlak voor zijn dood nog kunnen horen. Na zijn overlijden hebben we besloten om al onze motoren te labelen als DM, waardoor Dietrich altijd in het hart van de Red Bull-auto’s zal zitten.”
Horner voegt toe dat het tentoongestelde exemplaar ook belangrijk is geweest in het overtuigen van Ford. Na de eerste gesprekken was dit de eerste motor die Red Bull aan de Amerikaanse partner heeft laten zien. Ford zag een kans toen de onderhandelingen tussen Red Bull en Porsche stukliepen, waarover Rushbrook zegt: “Toen duidelijk werd dat het met Porsche niet zou werken voor Red Bull, heb ik letterlijk het e-mailadres van Christian Horner ontvangen, hem een mail gestuurd en gevraagd 'hey, wil je misschien met ons praten?'” Het heeft geleid tot het huidige partnerschap, dat anders in elkaar steekt dan de plannen met Porsche. Om te beginnen eist Ford geen inspraak in het F1-team zoals Porsche dat wel deed en is het merk op motorisch vlak enkel ondersteunend. “We zeggen niet ‘zo en zo moet je het doen'. Nee, Red Bull zit al jarenlang in de Formule 1, dus wij vragen vooral wat zij nodig hebben om succesvol te kunnen zijn.” De lijst met dingen die Ford bijdraagt is volgens Rushbrook wel langer dan initieel bedacht. “Op basis van onze eerste gesprekken zouden we alleen bijdragen aan de elektrische onderdelen van de 2026-motor, maar inmiddels doen we dat ook met de turbo en met testapparatuur voor de verbrandingsmotoren, puur omdat Ford daar toch al kennis of hardware voor in huis had.”
Brodie's Boulevard leidt naar de engine store, waar verschillende motoronderdelen gesorteerd te vinden zijn. Vanaf daar gaat het naar de schoonmaakruimte (cleaning) en naar de zogenaamde ‘built shop’, waar de verbrandingsmotoren in elkaar worden gezet. Doordat alles brandschoon moet zijn en om precisie draait, heeft de assemblageruimte meer weg van een medisch laboratorium dan van een werkplaats. Brodie legt uit dat de built shop in twee helften is verdeeld: de ene helft is voor een V6-motor, de andere helft voor een enkele cilinder. Dat laatste heeft alles te maken de ontwikkelingstijd en het budgetplafond. Nieuwe vondsten testen met een enkele cilinder is sneller en goedkoper dan met een V6, waardoor veranderingen pas op een volledige V6 worden getest als ze werken op een enkele cilinder. “Ik ben natuurlijk een beetje bevooroordeeld, maar de set-up die wij hier hebben is nog meer state-of-the-art dan wat Mercedes heeft”, stelt Brodie. Om daar met een brede grijns aan toe te voegen: “Maar dat moet ook wel, want dit heb ik zelf allemaal mogen bedenken!”
Waar het testen al even is genoemd, draagt Brodie het stokje vervolgens over aan Florian Niehaves. De Duitse engineer heeft voorheen bij AVL gewerkt, waar Red Bull veel heeft ingekocht, en werkt inmiddels rechtstreeks voor het Powertrains-project. Hij leidt ons naar de volgende ruimte, wat aan een control room voor ruimtevaartmissies doet denken. In werkelijkheid is dit het middelpunt voor alle ‘testing rigs’ van de afzonderlijke motorcomponenten. Ook dit heeft met tijd en geld te maken. Een volledige power unit (PU) is kostbaar, waardoor Niehaves uitlegt dat het verstandig is om alle dingen eerst afzonderlijk van elkaar te testen en qua prestaties en betrouwbaarheid op de proef te stellen. Als iets nog niet helemaal voldoet, gaat er minder tijd en geld verloren dan bij een volledige krachtbron. Bovendien is een probleem met het testen van afzonderlijke componenten makkelijker te vinden dan met een volledige V6. In de control room worden al deze verschillende tests gemonitord, alvorens dat met de volledige power unit gebeurt.
Wat betreft het testen van de motoren moeten de fabrikanten tegenwoordig aan strenge regels voldoen. Zo mag iedere motorfaciliteit maar drie testbanken voor een volledige krachtbron hebben, drie voor een enkele cilinder en twee stuks voor de ERS. Red Bull Powertrains laten doorschemeren voor nagenoeg al deze dingen de limiet van maximale apparatuur te benaderen. Noemenswaardig daarbij is dat twee van de dyno’s die in een soort containers zijn verpakt in eerste instantie voor Porsche waren bestemd. “Maar die hebben we nog steeds als een soort borg”, grapt Horner tijdens de rondleiding. Hij refereert ermee aan de stukgelopen onderhandelingen met het Duitse sportwagenmerk. Los daarvan probeert Red Bull zoveel mogelijk dingen zelf te ontwikkelen. Voor de testbank van de turbo geldt dat ook. Die was in eerste instantie nog aan AVL gekoppeld, maar doordat intellectuele eigendommen (IP) in deze wereld een grote rol spelen, neemt Red Bull het liefst zoveel mogelijk dingen in eigen beheer.
Met de apparatuur die in het Jochen Rindt-gebouw staat, zegt Red Bull Powertrains in totaal vier F1-teams van motoren te kunnen voorzien. Het betekent dat er naast Red Bull Racing en RB nog ruimte is voor twee klantenteams, al ligt dat voor 2026 niet direct in de lijn der verwachting. “We zijn al wel benaderd door verschillende partijen, sommige teams tasten af wie de meest competitieve motor krijgt. Maar onze focus ligt momenteel volledig op de twee Red Bull-teams, omdat we willen leren lopen voordat we gaan rennen”, aldus Horner. “Als er later misschien iets komt, dan staan we open voor de juiste partner. Met de faciliteiten die we hier hebben, kunnen we vier teams van motoren voorzien. Dat is qua levering geen probleem. In de toekomst staan we daar zoals gezegd voor open, maar op de korte termijn ligt onze focus op beide Red Bull-teams.” Horner voegt toe dat de financiële regels voor motorleveranties ook op de schop moeten. “Met de prijzen die de FIA hanteert, zou het leveren van een klantenmotor zelfs verliesgevend zijn. Ik krijg bijna sympathie voor Cyril”, refereert hij aan zijn voormalige Renault-rivaal Cyril Abiteboul.
Na het bekijken van alle assemblage- en testruimtes zit de rondleiding er eigenlijk op, maar Horner haakt in: “Dit staat niet op het programma, maar ach, laten we de designafdeling ook nog maar even bekijken.” De designafdeling bevindt zich op de bovenverdieping van het Powertrains-gebouw. Ook daar is het maken van foto’s strikt verboden, aangezien de beeldschermen vol met cijfertjes en ontwerpschetsen voor het aanwezige gezelschap te ingewikkeld zijn, maar concurrenten daar natuurlijk wel raad mee weten. De ontwerpruimtes ogen als een modern kantoor met vooral computers en schermen, al legt Horner uit dat er wel een idee achter zit. De ontwerpafdeling is net als de motor zelf in verschillende componenten ingedeeld, waardoor de communicatie soepel moet verlopen. Wat boven wordt bedacht, wordt beneden uitgevoerd en vervolgens getest. De lijntjes moet kort blijven, dat is het idee met alles op één campus. “We hebben nu alleen het probleem dat de motormensen een mooier kantoor hebben dan de chassisafdeling. Daar moeten we dan weer mee aan de slag..." Met een knipoog vraagt hij bij iedere afdeling ook even wie er van Mercedes is overgekomen, aangezien Horner graag benadrukt dat er (volgens zijn eigen berekeningen) 220 mensen zijn overgekomen van Mercedes HPP.
De Red Bull Campus is tegenwoordig van enorme omvang, een terrein waar in totaal 1800 mensen werkzaam zijn. Het is een enorme transitie sinds Jaguar in 2005 werd overgenomen en Red Bull met een eigen team in de Formule 1 begon. De reis die nadien is ingezet vergt steeds meer gebouwen in Milton Keynes en het eigen motorproject moet daar het nieuwste onderdeel van worden. Red Bull hoopt de motor en het chassis zo nog beter te kunnen integreren en geen last meer te hebben van de grillen van een motorleverancier, zoals eerst met Renault en vervolgens de keuze van Honda om te stoppen. “We nemen ons lot nu volledig in eigen hand. Naast Ferrari zijn we het enige team in de Formule 1 dat de motor- en chassisafdeling richting 2026 op dezelfde locatie heeft. Zelfs Mercedes heeft twee verschillende vestigingen”, duidt Horner op Brackley en Brixworth. "Het lijkt misschien een onmogelijke opgave, maar we denken dat het op de lange termijn voordelen oplevert." Belangrijker is natuurlijk hoe competitief de motor uiteindelijk gaat zijn, maar dat is een vraag die niemand kan beantwoorden - niet in Milton Keynes, maar geen enkele fabrikant. “We halen tot dusver onze eigen doelstellingen en mijlpalen, maar voor iedereen geldt dat we geen idee hebben waar de rest staat”, reageert Ford. Dat er bij de buitenwacht vraagtekens bestaan over het motorproject van Red Bull en hoe competitief een nieuwkomer kan zijn, vindt Red Bull overigens niet per se vervelend: “Ons motto moet zijn: underpromise and overdeliver.”
Sluit je aan bij de Motorsport community
Praat meeDeel of bewaar dit artikel
Beste reacties
Abonneer en krijg toegang tot Motorsport.com met je adblocker
Van Formule 1 tot MotoGP: we brengen het laatste nieuws, diepgaande analyses en exclusieve interviews rechtstreeks uit de paddock. Om ons vak zo goed mogelijk uit te kunnen voeren, worden er op de website advertenties getoond. We merken op dat je een adblocker gebruikt en willen je vragen om deze uit te zetten. Daarnaast geven we je de mogelijkheid om abonnee te worden en voor een klein bedrag te genieten van een advertentievrije website.