Special: In deze jaren kwamen de twee F1-titels niet bij één team terecht
McLaren koerst op de constructeurstitel af, terwijl Max Verstappen nog altijd de titelfavoriet bij de coureurs is. Het is eerder gebeurd dat twee teams een prijs pakten.
Het is in de Formule 1-geschiedenis elf keer gebeurd dat een coureur van het ene team kampioen werd, terwijl een ander team de constructeurskampioen werd. Ook dit jaar bestaat de kans dat dat gebeurt, want Max Verstappen is nog op weg naar zijn vierde wereldtitel, terwijl McLaren de koppositie in het constructeurskampioenschap in handen heeft. Motorsport.com duikt de geschiedenisboeken in.
1958: Ferrari constant, Vanwall heel snel
Mike Hawthorn was het meest constant, maar Vanwall en Stirling Moss vaak sneller
Foto door: Motorsport Images
Coureurskampioen: Mike Hawthorn (Ferrari)
Constructeurskampioen: Vanwall
In 1958 was de eerste keer dat dit gebeurde. Stirling Moss was dat jaar de grote man voor Vanwall en won vier van de tien races, maar hij moest toch de titel aan Mike Hawthorn laten. Opvallend is dat in dat jaarde eerste keer de constructeurstitel werd uitgereikt en direct was er een verschil tussen de werkgever van de coureurskampioen en het team dat het beste bij de constructeurs was.
Vanwall was in 1958 absoluut het beste team. De Britse renstal had met Moss en Tony Brooks een sterke line-up en wist zes races op hun naam te schrijven. Ferrari was daarentegen slechts twee keer de beste, met Hawthorn en Peter Collins die beiden een keer wonnen. Toch was Moss niet de winnaar van de titel.
Als we de resultaten van dat jaar in duiken, blijkt dat logisch te verklaren. Vanwall kampte namelijk met een chronsich gebrek aan betrouwbaarheid. Naast zijn vier zeges wist Moss maar een keer de finish te bereiken, toen hij tweede werd in Frankrijk, achter - hoe kan het ook anders - Hawthorn. Na tien races werd de balans opgemaakt en bleek Moss een schamel puntje tekort te komen voor de titel. En dat laatste puntje heeft Hawthorn vooral te danken aan een andere teamgenoot, Phil Hill. De Amerikaan liet in de seizoensafsluiter in Marokko zijn teamgenoot kort voor het einde van de race voorbij gaan. Had Hill dat niet gedaan, dan was Moss kampioen.
1973: Onderlinge strijd helpt grote naam aan titel
Jackie Stewart profiteert van gerommel bij Lotus
Foto door: David Phipps
Coureurstitel: Jackie Stewart (Tyrrell)
Constructeurstitel: Lotus
Met een titel uit 1972 op zak begon Emerson Fittipaldi een jaar later voortvarend. Tot aan halverwege dat jaar had de Braziliaan zelfs na elke race op het podium gestaan, maar daarna zakte het in elkaar, mede dankzij de stijgende lijn van teamgenoot Ronnie Peterson. Samen wonnen de heren zeven van de vijftien races, maar omdat de coureurs elkaar bevochten ging de derde met de coureurstitel aan de haal: Jackie Stewart.
Stewart profiteerde vooral van de betrouwbaarheid van de Tyrrell, want hij finishte dat seizoen slechts een keer niet. Dat in combinatie met de ongekende stuurmanskunsten die de Schot liet zien zorgden ervoor dat hij naar de titel kon. In Monza, twee races voor het einde, legde hij beslag op de titel. Vooral de race op het Italiaanse circuit staat bij de oudere kenner in het geheugen gegrift. Na een lekke band sneed Stewart door het veld en werd hij in misschien wel de derde auto van het veld vierde. Het was zijn laatste kampioenschap, want twee races later kwam teamgenoot Francois Cevert om en besloot Stewart dat het genoeg was.
1976 - Geschiedenis geschreven door Hunt en Lauda
Niki Lauda en James Hunt vochten een legendarisch gevecht uit
Foto door: David Phipps
Coureurstitel: James Hunt (McLaren)
Constructeurstitel: Ferrari
Het seizoen 1976 was een echte klassieker. Kemphanen Niki Lauda en James Hunt vochten het hele seizoen om elke centimeter, wat eindigde in de legendarische apotheose in Fuji. Toch leek Lauda in het begin van het jaar comfortabel naar de titel te gaan. De Oostenrijker greep in de eerste zes races vier keer de overwinning, maar toen kwam de GP van Duitsland.
Op de Nordschleife crashte Lauda hevig, waarbij de auto in brand vloog. Wonderbaarlijk genoeg overleefde de coureur het ongeluk. In de tijd dat Lauda revalideerde ging F1 'gewoon' door. Opvallend genoeg was Lauda maar twee races afwezig, maar dat bleek onderaan de streep precies genoeg te zijn voor Hunt. Met de eerste plaats in de dramatische GP van Duitsland, een vierde stek in Oostenrijk en een zege in Zandvoort kon Hunt het gat verkleinen.
De nog niet fitte Lauda verscheen in Monza weer en maakte het seizoen af, maar Hunt was sterker. Met zeges in Canada en op Watkins Glen in Amerika kon F1 zich klaarmaken voor de ontknoping in Fuji. Door enorme regenval besloot Lauda de race te staken en Hunt had alle geluk van de wereld en werd derde. Door die derde plek kwam hij net op een punt meer dan zijn tegenstander.
Een klein goedmakertje voor Ferrari was de constructeurstitel. Clay Regazzoni zorgde bij afwezigheid van Lauda voor genoeg punten voor de Italiaanse renstal, terwijl Jochen Mass in de McLaren weinig hulp kon bieden voor de constructeurstitel.
1981 - Piquet doet wat Williams-coureurs nalaten
Nelson Piquet verslaat Williams-kemphanen
Foto door: Motorsport Images
Coureurstitel: Nelson Piquet (Brabham)
Constructeurstitel: Williams
Het seizoen 1981 begon en eindigde op Amerikaanse bodem, met twee keer Alan Jones als winnaar. Tussendoor verloor de Australiër echter te veel terrein, want de titel was hem niet gegund. Hij kwam aan het einde van het seizoen vier punten tekort. Ook teamgenoot Carlos Reutemann was een grote kanshebber. De Argentijn was zelfs de nummer één bij de start van het slotweekend in Las Vegas.
Zelfs na de kwalificatie leek niets Reutemann in de weg te staan voor een titel. De Williams-rijder reed naar pole en begon vol vertrouwen aan de race. Toch glipte alles door zijn vingers, op een nog altijd onduidelijke manier viel hij binnen een mum van tijd terug. Reutemann bleef nog in de race voor de titel en leek net genoeg punten te krijgen, maar in de slotfase ging het helemaal mis. Hij zakte uit de punten. Piquet profiteerde maximaal en greep met de vijfe plaats twee punten. Precies die twee punten had de Braziliaan nodig voor de titel.
Williams was dus wel constructeurskampioen geworden, mede dankzij Hector Rebaque. Waar Piquet met de Brabham naar de titel ging, bleef Rebaque steken op elf punten.
1982 - Bizar F1-seizoen levert twee kampioenen op
Patrick Tambay hielp Ferrari aan de constructeurstitel, maar Keke Rosberg werd coureurskampioen
Foto door: Motorsport Images
Coureurskampioen: Keke Rosberg (Williams)
Constructeurskampioen: Ferrari
Elf verschillende winnaars in zestien races. Zo onvoorspelbaar was het F1-seizoen 1982. Renault had dat jaar de snelste auto en pakte tien poles, maar de auto was onbetrouwbaar. En kampioen van het jaar ervoor Nelson Piquet zat met Brabham in een tussenjaar met een nieuwe motor. Alles lag open voor een andere kampioen.
Ferrari had dat seizoen de beste auto, maar kende een tragisch jaar. Gilles Villeneuve kwam in de kwalificatie voor de GP van België om en de carrière van Didier Pironi eindigde na een crash met Alain Prost op de Hockeheimring. Patrick Tambay en Mario Andretti waren de rijders die in de laatste twee races van het jaar bij de renstal reden. Zij hielpen Ferrari aan de constructeurstitel en zorgden ervoor dat McLaren met John Watson en Niki Lauda het nakijken hadden.
Terwijl Ferrari dus naar de constructeurskroon ging, zag Rosberg door constant rijden de coureurstitel als mogelijkheid. Mede dankzij zijn enige zege dat jaar in Zwitserland haalde hij genoeg punten om Pironi - die ondanks het missen van vijf races alsnog tweede werd - en Watson achter zich te houden.
1983 - Ferrari constant, maar weer geen coureurstitel
Nelson Piquet de beste bij de coureurs, Ferrari bij constructeurs
Foto door: Motorsport Images
Coureurstitel: Nelson Piquet (Brabham)
Constructeurstitel: Ferrari
Hoewel Ferrari met René Arnoux en Patrick Tambay de constructeurstitel binnenhaalde, speelde het nauwelijks een rol in de strijd bij de coureurs. Dat gevecht ging namelijk tussen grootheden Nelson Piquet en Alain Prost. Uiteindelijk trok Piquet door een sterker einde aan het langste eind. De derde plaats in Zuid-Afrika was voor de Braziliaan genoeg, want daar viel voor Prost dankzij een kapotte turbo de titeldroom in duigen.
Ferrari was vooral constant met beide coureurs, precies waar het bij Brabham en Renault aan schortte. Eddie Cheever kon veel minder goed met de Renault overweg dan Prost en bij Brabham was Riccardo Patrese lang niet zo sterk als Piquet. Patrese finishte zelfs slechts twee keer met de auto, al had hij relatief vaak last van mechanische pech.
Voor Ferrari kwam zo de titel op het pad, maar daarna moest het heel lang wachten tot de volgende. Pas in 1999 lukte dat weer.
1986 - Piquet en Mansell vechten, Prost gaat ermee heen
Williams boven bij de constructeurs, maar Prost verpest feestje
Foto door: Motorsport Images
Coureurstitel: Alain Porst (McLaren)
Constructeurstitel: Williams
In 1973 vochten de Lotus-coureurs zo hevig met elkaar dat een ander won, dertien jaar later gebeurde dat bij Williams. Met Nigel Mansell en Nelson Piquet had de formatie uit Grove een sterke line-up, maar McLaren was met Alain Prost en Keke Rosberg niet minder indrukwekkend. Toch liet regerend wereldkampioen Prost zijn teamgenoot in de schaduw staan, want de Fransman greep vijftig punten meer.
Williams kon zo onbedreigd naar de titel bij de teams en Mansell en Piquet waren tot aan de laatste race in Adelaide kanshebbers voor het kampioenschap. Mansell had zelfs de titel voor het grijpen, maar zijn kansen vervlogen nadat hij in de 63ste van 81 ronden een lekke band op liep. De vonken sloegen onder zijn auto vandaan en de Brit moest gedesillusioneerd opgeven.
Prost en Piquet konden beiden nog de titel opeisen en streden om de zege. Wie zou winnen, zou kampioen worden. Prost hield op de streep vier seconden over en won zo zijn tweede opeenvolgende titel.
1994 - Controverse alom
Geen coureurstitel voor Hill, maar de constructeurstitel was er wel voor Williams
Foto door: Motorsport Images
Coureurstitel: Michael Schumacher (Benetton)
Constructeurstitel: Williams
Het seizoen 1994 is een van de meest bijzondere seizoenen in de F1-geschiedenis. Michael Schumacher begon uitstekend aan zijn seizoen, terwijl Williams Ayrton Senna naar voren schoof als titelkandidaat. Nadat de Braziliaan drie keer niet finishte, crashte hij in Imola met fatale afloop. Dat zette de deur open voor de eerste titel van Schumacher.
Benetton had echter buiten Damon Hill gerekend, want de Brit pakte de handschoen aardig op. De Brit zorgde ervoor dat de ontknoping in de seizoensafsluiter Adelaide pas plaatsvond - al speelden diverse diskwalificaties en een schorsing voor Schumacher ook een rol. Met 91 punten voor Hill en Schumacher op 92 reisden de concurrenten met elkaar naar Australië. Wie voor de ander finishte, zou kampioen worden.
Het eindigde in een crash op het moment dat Hill Schumacher voorbij wilde gaan. Schumacher moest direct stoppen, Hill kon ook niet door na de tik en gaf ook op. De vraag was op Schumacher expres instuurde, maar dat werd niet bewezen.
Dankzij David Coulthard en de teruggekeerde Nigel Mansell werd Williams wel kampioen bij de teams. Dat kwam vooral doordat Benetton naast Schumacher coureurs in de auto zette die niet hetzelfde uit de B194 konden halen. JJ Lehto, Jos Verstappen en Johnny Herbert konden niet voorkomen dat Williams constructeurskampioen werd.
1999 - Rampspoed treft Ferrari en McLaren
Eddie Irvine kwam net tekort voor de titel, maar Ferrari was wel de beste bij de teams
Foto door: Sutton Images
Coureurstitel: Mika Häkkinen (McLaren)
Constructeurstitel: Ferrari
Met de F399 moest er een einde komen aan de titeldroogte van Ferrari. Ten eerste bij de coureurs, want die miste al sinds 1979. Michael Schumacher was verkozen om dat te bereiken. De auto bleek al snel goed genoeg, maar de kopman brak zijn been bij een crash in Silverstone. Schumacher moest zes races toekijken, waardoor Ferrari het kopmanschap aan Eddie Irvine overdroeg.
McLaren had op zijn beurt geen fysieke schade, maar Häkkinen kende vooral pech. Mede daardoor werd de titelstrijd pas in Suzuka beslist, waar de laatste GP van het jaar op het programma stond. Häkkinen en Irvine waren kanshebber voor de titel, laatstgenoemde reisde met de meeste punten naar Japan. In Suzuka viel alles precies goed voor Häkkinen, die op vier punten de titel pakte na zijn zege. Irvine kwam als derde over de streep, nog achter teamgenoot Schumacher.
Doekje voor het bloeden was dat de constructeurstitel in Japan wel werd gescoord. David Coulthard viel uit en door de tweede en derde plek van de Ferrari-coureurs wist de renstal met vier punten voorsprong op de concurrent uit Woking de constructeurskroon op te eisen.
2008 - Hamilton verpest Ferrari-feestje
Felipe Massa, Ferrari, Lewis Hamilton, McLaren
Foto door: Sutton Images
Coureurstitel: Lewis Hamilton (McLaren)
Constructeurstitel: Ferrari
De ontknoping van het wereldkampioenschap voor coureurs viel in 2008 tijdens de seizoensafsluiter in Brazilië. Voor kandidaat Lewis Hamilton in het hol van de leeuw, want zijn tegenstrever was thuisrijder Felipe Massa. De Braziliaan leek in de race ook naar het kampioenschap gaan, maar in de laatste ronde in de laatste sector wist Hamilton op een vochtige baan de glibberende Timo Glock te verschalken. Door de actie pakte de Brit precies genoeg punten om de titel veilig te stellen.
De beelden van een teleurgestelde, maar trotse Massa staan bij de meeste lezers ongetwijfeld op het netvlies gebrand.
Opnieuw moest Ferrari zich tevreden stellen met een constructeurstitel. Massa en teamgenoot Kimi Räikkönen waren goed voor acht zeges in achttien races, McLaren was met Heikki Kovalainen en Hamilton in zes GP's de snelste.
2021 - Ongekende apotheose zorgt voor twee 'winnaars'
Zo mogelijk bizarste ontknoping leverde Verstappen de wereldtitel op, terwijl Mercedes constructeurskampioen werd
Foto door: Zak Mauger / Motorsport Images
Coureurstitel: Max Verstappen
Constructeurstitel: Mercedes
2021 gaat de boeken in als een van de spannendste F1-seizoenen ooit. Max Verstappen en Lewis Hamilton bevochten elkaar op en naast de baan, wat pas in de laatste ronde van de laatste race in Abu Dhabi beslist werd. Verstappen en Hamilton wisten dat voor de ander finishen genoeg was voor de wereldtitel. Door dubieuze beslissingen van de wedstrijdleiding kon Verstappen in de slotfase achter Hamilton aansluiten en op de zachte band greep hij zijn rivaal kort na de herstart. De eerste van drie wereldtitels tot nu toe was daarmee een feit.
Bij de constructeurs was het een ander verhaal. Dankzij het beter presteren van Valterri Bottas ging de titel met Mercedes mee. Red Bull had in theorie in Abu Dhabi nog kans, maar die kans was wel heel klein. Uiteindelijk scheelde het 28 punten tussen Mercedes en Red Bull.
Sluit je aan bij de Motorsport community
Praat meeDeel of bewaar dit artikel
Beste reacties
Abonneer en krijg toegang tot Motorsport.com met je adblocker
Van Formule 1 tot MotoGP: we brengen het laatste nieuws, diepgaande analyses en exclusieve interviews rechtstreeks uit de paddock. Om ons vak zo goed mogelijk uit te kunnen voeren, worden er op de website advertenties getoond. We merken op dat je een adblocker gebruikt en willen je vragen om deze uit te zetten. Daarnaast geven we je de mogelijkheid om abonnee te worden en voor een klein bedrag te genieten van een advertentievrije website.