Grosjean: “Vechten met Red Bull mogelijk, maar op de lange termijn”

“Dat zou prachtig zijn”, reageert Grosjean met een brede glimlach op de ambitieuze uitspraken van Storey. Op de vraag van Motorsport.com of het ook een realistisch doel is, antwoordt de Fransman: “Ja, op de lange termijn wel, ja. De Formule 1 is bezig om teams meer kansen te geven om te winnen. Maar ik denk niet dat we daar voor 2021 iets van merken.”

Zie ook:

“Als je kijkt naar het gevecht dat vorig jaar in het middenveld plaatsvond, dan was dat behoorlijk spannend, de pikorde veranderde voortdurend. En daarnaast had je het gevecht vooraan”, vervolgt Grosjean. “Idealiter heb je een situatie waarin zoveel mogelijk teams meedoen voor de overwinning. Ik denk dat mensen als Gene [Haas, de oprichter van het team] dat ook graag in de Formule 1 zouden zien. Waarom zou je meedoen als je altijd achter dezelfden aan rijdt?”

“Maar voorlopig verwacht ik meer van hetzelfde. Ferrari heeft bekendgemaakt dat ze het budget omhoog gooien voor dit jaar, Red Bull zegt dat ze heel veel geld hebben gestoken in de voorvleugel en ik weet zeker dat men bij Mercedes ook hard gewerkt heeft. Begrijp me niet verkeerd, wij hebben niet zitten slapen, maar zo lang er zulke grote verschillen in budget zijn tussen de teams, houd je altijd een niveauverschil”, aldus Grosjean.

De Haas-coureur verwacht ook dit jaar veel strijd achter de teams in de top-drie. “Ik denk dat het weer interessant wordt. Iedereen [in de middenmoot] werkt met ongeveer hetzelfde budget. Wij opereren misschien op een iets andere manier vanwege onze samenwerking met Ferrari, maar als je naar het totaalplaatje kijkt, zijn we net als de anderen. Ik denk dat het leuk gaat worden.” Over de doelen voor dit jaar, zegt hij: "We willen het beter doen dan vorig jaar, maar we hebben de lat vrij hoog gelegd door vijfde te worden. Als het mogelijk is, willen we dus vierde worden. Zoals ik al zei, ik zie ons dit jaar niet Red Bull, Ferrari of Mercedes verslaan. Er zijn er echter meer die best-of-the-rest willen worden."

Met medewerking van Jonathan Noble en Scott Mitchell