Binotto overtuigd: "Dit weekend toont niet de ware kracht van Ferrari"

Ferrari trok als favoriet naar Melbourne maar kon zowel in de kwalificatie als de race het tempo van Mercedes niet volgen. Sebastian Vettel klaagde over een gebrek aan grip en slechte balans van de auto. “Dit is niet waar we van uitgingen. Tijdens de wintertests zag het er heel anders uit”, laat Binotto als reactie op de Australische Grand Prix weten aan Motorsport.com. “Sinds vrije training één op vrijdag hebben we nooit de juiste balans gevonden en worstelden we met de banden. We probeerden tevergeefs verschillende set-ups en waren al niet tevreden met wat we tijdens de kwalificaties hadden. Dit is een weerspiegeling van wat we op zaterdag hadden.”

Externe factoren als de hardere wind, hogere temperaturen en layout van de baan speelden een rol in de tegenvallende prestaties van Ferrari, maar volgens Binotto is dat niet waar het team eigenlijk staat. “We zaten ernaast met de balans en dat is iets waarvan we moeten leren. Het is in ieder geval zeker dat dit weekend niet de ware kracht van onze wagen liet zien. We zijn er zeker van dat de potentie vele malen hoger ligt dan we hebben kunnen benutten.”

Posities vastgelegd om geen risico te lopen

Sebastian Vettel kwam uiteindelijk als vierde over de finish, Charles Leclerc zo’n seconde later als vijfde. De Monegask kon het tempo van de top in eerste instantie niet bijhouden, maar vocht zich later terug tot vlak achter Vettel. De Duitser reed toen al langere tijd op medium banden en had daar duidelijk moeite mee, waardoor diens tempo fors omlaag ging.

“We hebben Leclerc niet gepit aan het eind van de race, omdat het een risico was", verklaart Binotto de strategie van de jonge Ferrari-coureur. Het was voor ons belangrijker om punten te scoren en de wagen heel te houden, ook al ben je niet de beste die race. Vettel had weinig grip na zijn pitstop en werd aangevallen door Verstappen. Tien ronden voor het einde besloten we geen verdere risico’s te nemen en posities vast te houden om punten te scoren.”

Met medewerking van Scott Mitchell