Special feature

Retro: Hoe Brabham met zijn eigen team zegevierde in Zandvoort

Sir Jack Brabham had vandaag zijn 94ste verjaardag moeten vieren. De eerste Formule 1-wereldkampioen uit Australië zag op 2 april het levenslicht. Hij leeft vooral voort als de enige coureur die een F1-wereldtitel pakte met zijn eigen team en bolide. Het gebeurde in 1966, het jaar waarin hij ook de Dutch GP in Zandvoort won.

Jack Brabham, Brabham BT19 Repco

Jack Brabham, Brabham BT19 Repco

Rainer W. Schlegelmilch

"Hij gaf ons hoop en een pad om te volgen." Was getekend Daniel Ricciardo, één van de mannen die dit jaar of volgend jaar weer in Zandvoort zal racen. Zijn woorden zeggen veel over het respect dat de naam Jack Brabham vandaag de dag nog oproept. Vreemd is dat niet. Naast een pionier van de Formule 1 Down Under is Brabham tot op heden ook uniek: hij is en blijft de enige coureur die ooit wereldkampioen werd met zijn 'eigen' team en met een zelfontworpen auto.

Een unicum en waarschijnlijk een gegeven voor de eeuwigheid. In de huidige en zo commerciële koningsklasse zal dat immers niet meer snel gebeuren. Of zoals Sir Jackie Stewart het in een eerbetoon omschreef: "Dit is in de geschiedenis van onze sport nog nooit vertoond en zal ook nooit meer gebeuren. Als coureur kun je best een wereldtitel pakken. Maar om de constructeurstitel te pakken terwijl je zelf ook nog rijdt, dat is ongelooflijk." En ongelooflijk is het. Het vergt verschillende kwaliteiten.

Juist die veelzijdigheid kenmerkt John Arthur (kortweg Jack) Brabham. Als coureur was hij snel, behendig en zoals alle mannen uit die tijd gezegend met een portie doodsverachting. Het leidde tot twee wereldtitels in dienst van the Cooper Car Company, in 1959 en 1960. Allemaal grandioos natuurlijk, maar zijn 'finest hour' zou nog volgen. Brabham had namelijk meer in huis dan alleen ongenadig hard rijden. De man uit Hurstville - tegenwoordig een voorstad van Sydney - was ook een begenadigd techneut. Zozeer zelfs dat hij met zijn vriend Ron Tauranac een bedrijfje opzette: Motor Racing Developments. MRD zou in de jaren daarna uitgroeien tot één van de grootste leveranciers van race-auto's aan uiteenlopende klanten.

 

In de beginjaren sleutelde Brabham volop aan deze bolides voor klanten, maar reed hij zelf nog voor Cooper. In 1962 besloot hij de sprong in het diepe te wagen. Want ach, als we allemaal auto's voor anderen bouwen, waarom kunnen we er dan zelf niet mee racen in de Formule 1? En zie daar: the Brabham Racing Organisation was geboren. Een formatie waar hij in het eerste jaar alleen zelf voor reed, maar gaandeweg grote namen als Dan Gurney en Denny Hulme voor wist te strikken. De aanloop bleek zoals altijd lastig, met aardig wat panne en een DNF tijdens zijn eerste race als zelfstandig team (nog wel met een gekochte Lotus). Waar was dat trouwens? Jawel, op Circuit Zandvoort in 1962.

Maar goed: gaandeweg werd het team van Brabham wel degelijk een factor om rekening mee te houden. Met 1966 als climax. Het jaar waarin de Formule 1 het duinencircuit van Zandvoort ook weer aandeed. Het had trouwens niet veel gescheeld of Brabham was daar als coureur niet meer bij geweest. Na een teleurstellend jaar in 1965 overwoog hij serieus om zijn actieve carrière te beëindigen en om alleen als teambaas verder te gaan. Maar doordat Gurney het team verliet en zelf een formatie op poten zette, besloot Brabham door te gaan met zijn dubbelrol. Het zou een verstandig besluit blijken. Toen Brabham eind juli in Zandvoort aankwam, had hij namelijk al twee seizoenszeges op zijn naam staan. Eentje in Reims en één in Brands Hatch.

In Zandvoort zou een derde zegetocht volgen, al dateert de eerste anekdote nog van vóór de start. Brabham, die pas op 29-jarige leeftijd debuteerde in de Formule 1, was op het moment van handeling al veertig jaar. En dat riep vragen op: kwam zijn F1-pensioen bijvoorbeeld niet eens in zicht? De Australiër ging er op ludieke wijze mee om. Voor de start plakte hij een nepbaard op en strompelde hij met een wandelstok naar de Brabham BT19, zijn dienstauto. Hoe ludiek ook, zijn uithoudingsvermogen zou daarna wel op de proef worden gesteld. Doordat de Formule 1-auto's steeds sneller werden, had men in Zandvoort besloten om het aantal ronden van tachtig op te krikken naar negentig. Er moest en zou immers twee uur worden gestreden op het asfalt.

 

En die strijd zou er komen. In de openingsfase vormden de teamgenoten Brabham en Hulme daarin een blok tegen Clark, die zich in de Lotus opwierp als voornaamste uitdager. Dat feest duurde echter niet lang. Hulme werd geveld door motorisch malheur en moest de pits opzoeken. Het schonk Clark de tweede plek en maakte de weg vrij voor een tweestrijd tussen hem en de nog immer leidende Brabham. Beide kampioenen dwongen elkaar tot het uiterste op de oude en bloedsnelle lay-out van Circuit Zandvoort. Na het Scheivlak ging men toen nog in razende vaart naar het Hondenvlak en via het Bos In en Bos Uit suisde men weer langs de hoofdtribune.

De toeschouwers die daarop zaten samengepakt, kregen mee hoe Brabham na 24 toeren de leiding kwijtraakte. Dit lag niet zozeer aan zijn stuurmanskunsten, als wel aan achterblijvers die in de weg reden. Brabham werd opgehouden door mindere goden als Mike Spence en de Zwitser Jo Siffert. Clark glipte behendig langszij en leek zo een serieuze gooi naar zijn eerste zege van het jaar te doen. Tot dat weekend was het immers nog geen vetpot voor de regerend wereldkampioen. Na zijn titel in 1965 begon hij met drie nulscores en een vierde plek in Engeland. De ommekeer leek in Zandvoort te komen. Maar zoals zo vaak ligt de nadruk hier op het woordje 'leek'.

Ook Clark werd namelijk getroffen door panne. Bij het aanremmen voor de Hugenholtzbocht vernam hij ineens een vreemde dreun. Het zal toch niet weer hè... Maar goed: bij het oprijden van de Hunserug voelde het wel weer fatsoenlijk, dus het gaspedaal maar stoïcijns intrappen. Maar het wrange voorgevoel bleek niet veel later toch te kloppen. Een krukasdemper was aan diggelen, met verstrekkende gevolgen. Rondvliegende brokstukjes hadden de waterpomp beschadigd, met koelingsproblemen tot gevolg. Clark probeerde nog wel zo goed en zo kwaad door te zetten, maar kon niet voorkomen dat Brabham steeds groter werd in zijn spiegels.

Er bleek geen ontkomen meer aan: de Australiër kwam langszij, Clark moest tegen wil en dank de pits in. Het toevoeren van extra water leverde hem een ronde achterstand op, de winstkansen waren verkeken. Doordat de motor nadien alsnog oververhit raakte, moest hij in de slotfase nogmaals naar binnen en zodoende ook Graham Hill voorbij laten. Die laatstgenoemde - de enige winnaar van de Triple Crown - was tegen die tijd ook al op een ronde gezet door Brabham. Het zei veel over de slijtageslag, maar zeker ook over de kracht van die rappe Australiër in zijn zelfontworpen creatie. Leeftijd speelde hem blijkbaar nog geen parten. Zijn ludieke actie voor de start werd opgevolgd door het best mogelijke antwoord.

Het voltallige veld werd door Brabham dus op een rondje gereden, Guy Ligier die als negende en laatste man aan de finish kwam, keek zelfs tegen zes ronden achterstand aan. Het moge duidelijk zijn: de bloemen gingen ook in Zandvoort weer naar Brabham. Zijn derde opeenvolgende zege was een feit. Enkele maanden later zou de derde wereldtitel volgen. Zoals gezegd met zijn eigen team en met zijn eigen auto. Het gaf alles net wat extra glans. De kroon op een toch al imposante carrière was gezet.

 

Sluit je aan bij de Motorsport community

Praat mee
Vorig artikel Uitstellen regels ‘enige manier om door deze situatie te komen’
Volgend artikel McLaren-personeel met verlof, loonsverlaging Sainz en Norris

Beste reacties

Er zijn nog geen reacties. Wil je er één schrijven?

Meld je gratis aan

  • Snel toegang tot je favoriete artikelen

  • Stel alerts in voor breaking news en je favoriete coureurs

  • Laat je horen met de reactiemodule

Motorsport prime

Ontdek premium content
Abonneer

Editie

Nederland