Honda wil communicatie met FIA nog verbeteren

Honda deed na de kwalificatie op Suzuka een aanpassing aan de power unit van de STR13 van Pierre Gasly. Officieel mag er op dat moment vanwege de parc fermé-regels niet meer aan de auto’s gesleuteld worden, maar Honda kreeg goedkeuring van Jo Bauer, de technisch gedelegeerde van de FIA. Later veranderde de FIA echter van gedachte; Honda kreeg op de grid voor de race te horen dat het de aanpassing ongedaan moest maken.

Bij Honda was men niet blij met de houding van de FIA en vroeg daarom om opheldering. “Het laat zien hoe belangrijk communicatie is”, zegt Masashi Yamamoto, die leiding geeft aan het Formule 1-project van Honda, tegen Motorsport.com. “Wat daar is gebeurd, laat zien dat de huidige regels heel ingewikkeld zijn. Data kan er verschillend uitzien, afhankelijk vanuit welk standpunt je het bekijkt. Vanuit Honda’s oogpunt dachten we gelijk te hebben, maar de FIA dacht vanuit haar oogpunt gelijk te hebben. We kunnen niet echt zeggen wie nou gelijk had, maar dat komt door het verschil in perspectief. We zitten nu echter grotendeels op één lijn.”

Honda communiceerde dit jaar vooral via Toro Rosso met de FIA. “Dat gebeurde voornamelijk via teambaas Franz Tost”, aldus Yamamoto. “Franz heeft ons informatie gegeven over de FIA, de middelen van de FIA en de regels. We hebben ook rechtstreeks contact met de FIA, maar het team ondersteunt ons bij de sleutelaspecten van de regels.”

Voor de toekomst ziet Honda nog wel verbeterpunten wat betreft de communicatie met de FIA. “In vergelijking met de laatste drie jaar gaat het communiceren met de FIA en FOM al veel beter”, vertelt Yamamoto. “Maar de communicatie met de FIA op Suzuka was niet echt de juiste manier, al is alles nu in elk geval wel duidelijk. Een Japanse tendens is om een beetje huiverig te zijn om iets in het openbaar te zeggen. Maar dit is autosport, we moeten samen winnen. Dus om dat voor elkaar te krijgen, moeten we opener zijn in de communicatie. We moeten meer zeggen wat we denken. Dat is belangrijk.”

Met medewerking van Scott Mitchell