Herinneringen aan de Dutch GP: F1-fotograaf Rainer W. Schlegelmilch

In de rubriek 'Herinneringen aan de Dutch GP' neemt Motorsport.com een duik in het verleden van de Formule 1-race in Zandvoort. In deze aflevering: de onvolprezen F1-fotograaf Rainer W. Schlegelmilch.

Jack Brabham, Brabham BT19 Repco

Jack Brabham, Brabham BT19 Repco

Rainer W. Schlegelmilch

Iedere Formule 1-fan is - bewust of onbewust - wel bekend met het werk van Rainer W. Schlegelmilch. Vijftig jaar lang legde de Duitser de koningsklasse op sublieme wijze op de gevoelige plaat vast. Schlegelmilch was als geen ander in staat om de snelheid van de auto's en de emoties van de coureurs in beeld te vangen. Een aantal van zijn foto's is legendarisch geworden, zoals die van Nina Rindt in de pits van Monza, luttele momenten voordat haar man Jochen verongelukt in de Parabolica, en die van de spectaculaire vlammen die achteruit de Ferrari van Stefan Johansson spuwen in Monaco. Schlegelmilch, wiens werk in talloze tijdschriften en boeken is verschenen, was ook bij menig Nederlandse Grand Prix. Motorsport.com sprak hem over zijn belevenissen in Zandvoort.

"De eerste keer dat ik de Nederlandse Grand Prix bezocht, was in 1963. Ik was met mijn oude Volkswagen naar Zandvoort gereden en midden in de nacht aangekomen", vertelt Schlegelmilch, die in 1962 puur hobbymatig begon als autosportfotograaf. "De race werd op de openbare weg gehouden, in de duinen even buiten Zandvoort. Later werden er hekken omheen gezet, maar in de beginperiode was het circuit helemaal open. In de duinen hing een speciale sfeer." Volgens Schlegelmilch was Zandvoort een prima werkplek voor fotografen. "Het was een heuvelige asfaltbaan, wat perfect was voor foto’s. In de Tarzanbocht konden de coureurs heerlijk glijden, zoals je wel ziet op mijn foto van Jack Brabham [boven]. Het was karakteristiek voor die bocht dat de coureurs er op die manier doorheen gingen, aangezien het een brede bocht was en de wagens in die tijd nog geen downforce hadden."

Stewart raast langs fotografen aan de binnenkant van de Hunserug.

Stewart raast langs fotografen aan de binnenkant van de Hunserug.

Foto: Rainer W. Schlegelmilch

"Bij de Hunserug kon je als fotograaf heel dicht langs de baan staan. Dat was dan ook een populaire plek bij de fotografen", zegt Schlegelmilch, als we bovenstaande foto uit 1970 erbij pakken. "In een van mijn eerste jaren probeerde ik daar een ‘fisheye’ foto te maken. Je had daarvoor toen nog geen speciale lens. Ik had daarom een glazen kom vol water op een statief gezet, op twee of drie meter van het circuit, ongeveer op de plek waar die kerel met de oranje jas zit. Ik had zelfs goudvissen bij me. Helaas haalde de politie me weg voordat ik een foto kon proberen. Ze stonden het niet toe dat ik daar een vissenkom neerzette. Ze vonden het gevaarlijk. Ik weet nog dat de politie erg onvriendelijk naar me was. Ze hadden het niet erg op met Duitsers. Maar het is een van de grappige herinneringen die ik aan Zandvoort heb." Schlegelmilch herkent verschillende oude collega's op de foto. "Die blonde fotograaf die hurkt, dat is volgens mij Michael Tee, de vader van Steven." Steven Tee van Motorsport Images is tegenwoordig een bekende fotograaf binnen de Formule 1-paddock.

Bekijk meer Dutch GP-foto's van Schlegelmilch:

Tijdens de Formule 1-races op het oude Zandvoort was het voor een fotograaf mogelijk om tijdens de wedstrijd het circuit over te steken. Tegenwoordig is dat volstrekt ondenkbaar. Schlegelmilch: "Voorbij de Hunserug kon je een marshal vragen of je de baan over kon. Hij keek dan naar beneden naar het rechte stuk. Als er geen auto richting de Tarzanbocht reed, kon je zonder problemen het circuit oversteken. Dit was officieel toegestaan. Je hoefde alleen maar een handsignaal aan de marshal te geven." Of het niet gevaarlijk was om zo dicht langs de baan te opereren? “Aan de binnenkant van de bocht liep je geen gevaar", stelt Schlegelmilch. “Als je aan de buitenkant van een bocht stond en de baan was nat, dan was het natuurlijk wel gevaarlijk, aangezien we maar een paar meter naast de baan foto’s stonden te maken." Gevaarlijk of niet, een Formule 1-fotograaf diende over stalen zenuwen te beschikken.

Zandvoort was overigens lang niet zo link als de oude Nürburgring, waar de wagens op meerdere plekken met vier wielen van de grond kwamen. "Je hebt daar aan weerszijden van de baan alleen een stukje gras. Daarna loopt het gelijk naar beneden af naar een stroompje of heb je iets anders waardoor de groenstrook niet breder kan zijn. Je moet dus wel vlak langs de baan staan om de auto van voren te kunnen fotograferen", licht Schlegelmilch toe. "Een of twee keer maakte ik daar een gevaarlijk moment mee. Ik weet nog goed hoe ik Vic Elford tijdens een sportscarsrace in 1969 een beetje scheef op een heuvel af zag komen. Ik sprong gelijk naar beneden de bosjes in. Elford landde op de plek waar ik een paar tellen eerder stond en ging tien meter verderop omlaag het struikgewas in. We zijn vervolgens naar boven geklauterd en naar elkaar gaan zoeken om te kijken of de ander in orde was. Later schreef hij in een boek hoe hij een fotograaf zag staan en dat die persoon geluk heeft gehad dat hij niet op hem in was gereden. Pas dertig jaar na het incident spraken we er met elkaar over."

Het was vroeger dus de normaalste zaak van de wereld om als fotograaf vlak langs het parcours te staan, terwijl de Formule 1-coureurs op hoge snelheid langs raasden. "Iedereen deed dat in die tijd", benadrukt Schlegelmilch. Incidenten met fotografen deden zich gelukkig maar weinig voor. "In Monaco kreeg een keer een fotograaf een wiel op zijn hoofd, waardoor hij om het leven kwam. Dat was echter voor mijn tijd.” Verder herinnert Schlegelmilch zich een zeer onfortuinlijk moment in Hockenheim. "Een jonge meid draaide zich om om iets met haar camera te doen, waardoor ze met haar rug naar het circuit kwam te staan. Ze werd aangereden door een Porsche. Ze raakte verlamd en belandde in een rolstoel. Een jaar later pleegde ze zelfmoord." Schlegelmilch beseft inmiddels maar al te goed: "Ik en veel anderen hebben geluk gehad dat ons niets is overkomen.”

De pitstraat van Zandvoort in 1971 met op de voorgrond Cevert en Ickx.

De pitstraat van Zandvoort in 1971 met op de voorgrond Cevert en Ickx.

Foto: Rainer W. Schlegelmilch

Terug naar de oude omloop van Zandvoort. Een overzichtsfoto van de pits uit 1971 komt ter sprake. “Je ziet Jacky Ickx met zijn Ferrari door de pitstraat rijden en daarachter de ‘lobster claw’, zoals de Brabham ook wel werd genoemd, van Graham Hill aankomen. De foto laat goed zien hoe het er in die tijd aan toeging", meent Schlegelmilch. "De wagens stonden geparkeerd voor de garages, waar zich alle gereedschap bevond. In de trainingen bleef er nog een smalle strook asfalt over waarover de auto's naar de baan reden. En langs het rechte stuk en de pits had je vangrails staan, waartussen mensen stonden te kijken." Op het asfalt van het rechte eind staat een boodschap aan Dan Gurney, die een jaar daarvoor zijn laatste Formule 1-race had gereden en in 1960 een ongeluk had op Zandvoort waarbij een jonge toeschouwer om het leven was gekomen. Het incident op het duinencircuit had veel indruk gemaakt op de Amerikaan.

Een Zandvoort-plaat waar Schlegelmilch met name mooie herinneringen aan bewaart, is een zwart-wit foto van Sir Jackie Stewart, genomen na diens overwinning in de Nederlandse Grand Prix van 1968. "Zijn vrouw Helen kwam naar hem toe om hem een kus te geven, maar hij kon zijn vizier niet omhoog houden omdat hij zijn rechterhand in het gips had als gevolg van een ongeluk in de Formule 2. Een aardige man tilde het vizier vervolgens voor hem omhoog, zodat hij een kus kon krijgen van zijn vrouw. Het is een bekende foto geworden. Het is ook een van mijn favoriete foto’s, omdat het zo oprecht is wat er gebeurt." Schlegelmilch vertelt dat hij en Stewart vaak leuke gesprekken met elkaar hadden. "Hij begon twee of drie jaar later in de Formule 1 dan ik. Jackie was altijd enorm aardig en is nog steeds een vriend van me.”

Jackie Stewart krijgt na zijn overwinning in '68 een kus van zijn vrouw Helen.

Jackie Stewart krijgt na zijn overwinning in '68 een kus van zijn vrouw Helen.

Foto: Rainer W. Schlegelmilch

Het fatale ongeluk van Piers Courage in 1970 is een van de naarste herinneringen die Schlegelmilch heeft aan Zandvoort. "Ik weet nog hoe we naar de rook keken. Het ongeluk gebeurde op een plek waar de fotografen normaal gesproken niet kwamen. Alleen de eerste kilometer van het circuit was voor ons interessant, omdat je anders te ver weg was om op tijd terug in de pits te zijn voor het podium", aldus Schlegelmilch. "Het was een erg triest moment. Ik haatte mijn werk soms omdat er in die periode zo veel goede mensen het leven lieten." Overigens hadden fotografen voor de komst van mobiele telefonie en internet vaak geen idee wat er in een wedstrijd gebeurde. "Vroeger wist je meestal niet eens wie de winnaar was", lacht Schlegelmilch. "Je ging naar het podium en daar vroeg je aan iemand wie de race had gewonnen. Als je op tijd was voor de finish, gebeurde het nog wel eens dat je de verkeerde auto op de foto zette. Je had namelijk niet altijd genoeg tijd om nog iemand aan te spreken. Je kon dan ook maar beter alle wagens die over de streep kwamen fotograferen."

De Shell Racing Service op het circuit van Zandvoort.

De Shell Racing Service op het circuit van Zandvoort.

Foto: Rainer W. Schlegelmilch

Voor Schlegelmilch bleef Formule 1-fotografie iets wat hij vooral voor zijn lol ernaast deed. Daardoor kon kwaliteit altijd op de eerste plaats blijven staan. "Ik was ook niet het type fotograaf dat na de start gelijk zijn eerste foto’s verzond. Het leek me vreselijk om dat te moeten doen", aldus Schlegelmilch, die nooit in opdracht van iemand werkte. "Ik maakte foto's voor mijn plezier en nooit voor het geld. Natuurlijk begon ik op een bepaald moment wel geld aan mijn foto's te verdienen, maar doordeweeks werkte ik als studiofotograaf. Dat was mijn echte werk."

Schlegelmilch benijdt de fotografen die nu werkzaam zijn in de sport niet. "Ze maken tegenwoordig maar een paar uur per dag foto’s en de rest van de tijd zitten ze in de fotografenkamer achter een laptop om foto’s van hun camera te halen, te bewerken en naar opdrachtgevers te sturen. Daar zitten ze vaak wel tot tien of elf uur ’s avonds. Soms zag ik fotografen halverwege een sessie al weggaan omdat ze foto’s naar hun klanten moesten sturen. Dat heb ik nooit gedaan." Schlegelmilch bracht zijn rolletjes film pas op maandag naar het lab. "Nooit eerder. Iedereen die mijn foto’s wilde hebben, moest dus wachten tot woensdag. En dat bleef zo nadat ik was overgestapt naar de digitale camera." Foto's maken voor kranten zat er daarmee niet in. "Maar daar had ik ook geen interesse in."

Schlegelmilch kan zich leukere dingen bedenken dat tot 's avonds laat in de fotografenkamer achter een laptop zitten, terwijl alle anderen al lang de hort op zijn. "Na mijn werk langs het circuit ging ik vaak ergens een praatje maken alvorens ik rond zeven of acht uur naar een restaurant of mijn hotel ging. Dat kon ik doen, omdat ik mijn geld dus verdiende als studiofotograaf." En het verschafte Schlegelmilch de gewenste creatieve vrijheid. "Ik kon altijd de foto’s schieten die ik wilde schieten. Het ging erom dat ik blij was met de foto’s en niemand anders. Andere fotografen kregen een lijst mee met zaken die ze moesten schieten. En als ze alles op de lijst gehad hadden, dan waren ze klaar. Maar voor mij draaide het om het maken van die ene goede foto, dus ik stopte niet zo lang er nog auto's op de baan waren.”

Frank Williams aan de auto van Henri Pescarolo.

Frank Williams aan de auto van Henri Pescarolo.

Foto: Rainer W. Schlegelmilch

Na vijftig jaar was Schlegelmilch er wel klaar mee. In 2012 sloot hij zijn leven als Formule 1-fotograaf af met het boek ’50 Years of Formula 1 Photography’, dat een prachtig overzicht geeft van zijn werk bij de Grands Prix. Schlegelmilch bezocht voor de coronapandemie toesloeg niettemin nog drie tot vijf races per jaar. "Puur voor mijn plezier en om mijn vrienden weer te zien. Als je vijftig jaar lang ergens hebt gewerkt, dan heb je natuurlijk overal nog wel contacten. Ik koos de races uit die ik leuk vond om bij te wonen, zoals Monaco en Monza." Om daar lachend aan toe te voegen: "Plekken waar je goed kunt eten dus!”

Schlegelmilch zette zo'n acht jaar geleden om meerdere redenen een punt achter zijn tijd als Formule 1-fotograaf. “Ik was 72 en werd er een beetje moe van dat je op bepaalde plaatsen niet meer mocht staan. Elk jaar verdwenen er meer mooie plekken, kwamen er meer hekken bij en werden er meer 'red zones' ingesteld. Dat maakte het voor mij steeds minder leuk." Met de camera's van nu is het ook minder uitdagend om een goede foto te maken, meent Schlegelmilch. "Het is tegenwoordig zo makkelijk geworden om een scherpe foto te maken. Maar de apparatuur is ondertussen drie keer zwaarder geworden dan toen ik begon. Iedereen zeult nu dikke camera’s en grote lenzen mee. Als je voorbij de zeventig bent, is het een hele opgave om de hele handel te moeten dragen. Ik besloot dat het genoeg was en dat het tijd was om van andere dingen in het leven te genieten, zoals skiën en reizen.”

De start van de Nederlandse Grand Prix van 1963.

De start van de Nederlandse Grand Prix van 1963.

Foto: Rainer W. Schlegelmilch

Sluit je aan bij de Motorsport community

Praat mee
Vorig artikel De unieke kombocht op Circuit Zandvoort: van idee tot realiteit
Volgend artikel Lammers hoopt dat Dutch GP niet 'besmeurd' wordt door boegeroep

Beste reacties

Er zijn nog geen reacties. Wil je er één schrijven?

Meld je gratis aan

  • Snel toegang tot je favoriete artikelen

  • Stel alerts in voor breaking news en je favoriete coureurs

  • Laat je horen met de reactiemodule

Motorsport prime

Ontdek premium content
Abonneer

Editie

Nederland