Herinneringen aan de Dutch GP: oud-circuitdirecteur Jim Vermeulen

In de rubriek 'Herinneringen aan de Dutch GP' neemt Motorsport.com een duik in het verleden van de Formule 1-race in Zandvoort. In deze aflevering: Jim Vermeulen, die in de jaren tachtig directeur was van het circuit.

Niki Lauda, McLaren MP4-2B TAG, voor Alain Prost, McLaren MP4-2B TAG

Foto door: Motorsport Images

De schuldenberg was torenhoog, de populariteit van de Formule 1 in Nederland tanende en de lokale politiek was de baan liever kwijt dan rijk. Jim Vermeulen was niet in de makkelijkste periode directeur van het circuit, om het nog maar zacht uit te drukken. Tel daarbij op een Canadese investeerder die de benen nam, de onverbiddelijke Formule 1-baas Bernie Ecclestone en een uiterst ruwe noodlanding, en het mag een wonder heten dat het circuit én Vermeulen er überhaupt nog zijn.

Vermeulen, voormalig Formule Ford-kampioen, begon eind 1981 als directeur op het circuit. De Nederlandse Grand Prix was dat jaar, ondanks een ogenschijnlijk goede opkomst, uitgelopen op een financieel debacle. De Canadese zakenman Michael Hordo nam de baan over met de afspraak dat ook de minder lucratieve races op het programma bleven, maar had ook het voornemen om een soort pretpark van het circuit te maken. Hordo had tevens Hotel Bouwes gekocht en had wilde plannen om van Zandvoort weer een toeristische trekpleister van formaat te maken. Johan Beerepoot hield het voor gezien als directeur en dus moest er iemand anders komen. Hordo had de Amerikaan Dan Partel op het oog, maar die wilde niet. Vermeulen, wiens broers Huub en Loek ook - en niet onverdienstelijk - actief waren in de autosport, pakte de handschoen op. Ervaring in een dergelijke functie had hij niet, maar iemand moest zich toch om het circuit bekommeren?

Pretpark

“Het was de laatste Grand Prix met heel mooi weer", herinnert Vermeulen zich de Grand Prix van '81. "Maar financieel was het een fiasco." Dat de wedstrijd verliesgevend was geweest, kon Vermeulen zich nauwelijks voorstellen. Het had tijdens het laatste weekend van augustus toch zwart gezien van de mensen? Vermeulen dacht zelfs even aan financieel wanbeleid. “Ik dacht: ‘Wat is hier aan de hand? De duinen zaten vol! Waar blijft dat geld dan? De gedachte dat er geld verdween, heb ik later echter volledig moeten bijstellen.”

Vermeulen had aanvankelijk goede hoop dat Hordo de boel vlot zou trekken. “Iedereen zei: ‘Wat is dat voor een vent? Hij moet goed worden nagetrokken.’ Maar hij stond nergens slecht te boek. Of beter gezegd: er was niets over hem te vinden. We wisten alleen dat hij uit Canada kwam en zoon was van een politieagent”, weet Vermeulen nog. “Iedereen had kritiek op Hordo, maar ik was blij dat er iemand was die bereid was om geld in het circuit te steken. Of hij dat nou deed voor de racerij of voor zichzelf, dat interesseerde mij niet zoveel.”

Vermeulen wierp zich op toen er een nieuwe directeur voor het circuit nodig was. “Hordo schoof Dan Partel, die later een grote race-organisator is geworden, naar voren. Maar hij vond het eng. Hij vroeg zich af waar hij allemaal wel niet aansprakelijk voor kon worden gesteld. Vervolgens zei ik: ‘Nou, maak mij dan maar directeur.’ En zo gebeurde het.” Maar nog voordat Hordo ook maar iets van zijn mooie beloftes had waargemaakt, was hij met de noorderzon vertrokken. “Hij wordt vaak wat negatief neergezet, maar als hij er niet was geweest, dan was er nu geen circuit geweest”, meent Vermeulen. 

Spaans barretje

Als directeur was Vermeulen er al snel achter dat er geen geld was verdwenen, zoals hij in eerste instantie dacht; het geld waarvan hij zich afvroeg waar het was gebleven, bleek er simpelweg nooit te zijn geweest. Op de eerste plaats dankzij de enorme schuldenlast, die als een molensteen om de nek van het circuit hing. Vermeulen: “Het geld uit de kaartverkoop werd gebruikt om de oude schulden af te lossen. Met het vooruitzicht dat er een jaar later weer een Grand Prix was, kon het circuit in leven blijven. Je kan het vergelijken met iemand die een barretje heeft in Spanje. Diegene moet in tien weken tijd zijn geld verdienen. Dan worden de schulden betaald en de rest van het jaar wordt er geteerd op wat er daarna nog over is, tot het nieuwe seizoen aanbreekt.” 

Ook was het niet zo druk bij de Formule 1 als gedacht. “Ik ontdekte al snel dat die 100.000 mensen die er geweest zouden zijn, er nooit geweest waren. We hebben zelfs nog zitten tellen op foto's", aldus Vermeulen. "Stel dat er uiteindelijk 50.000 mensen waren in plaats van 100.000, dan miste je toch 50.000 keer 30 gulden. En dan is het niet zo gek dat er verlies werd gedraaid." Bovendien was het in het verleden goed gebruik om zonder kaartje naar de Grand Prix te gaan. Vermeulen: “Ik kom nog steeds mensen tegen die me zeggen dat ze op een bepaalde plek onder het hek door gingen. Ook advocaten. Onwaarschijnlijk veel mensen kwamen zo het circuit op. Het ging niet om een enkeling. We hebben geprobeerd om het af te grendelen maar je kreeg het gewoon niet helemaal dicht. Als er tien jongeren over een breedte van honderd meter aan kwamen lopen, dan kon je er misschien eentje tegenhouden. We hadden een jeep, waarmee we zo'n jongen dan ophaalden. Maar ondertussen waren die andere negen doorgelopen."

Lokaal kabaal

Eigenlijk zou er in 1982 al geen Grand Prix meer in Nederland worden gehouden. “Na de race in '81 had het circuit een schuld van 800.000 gulden bij Ecclestone", zegt Vermeulen. "Ik moest dus met Ecclestone bellen, maar mijn Engels was onder de maat, dus ik was volstrekt kansloos in dat gesprek. Ik vroeg hem: ‘Wat gebeurt er nu?’ Het antwoord was: ‘Je krijgt geen Grand Prix meer.’ Waarna ik vroeg: ‘Waarom krijgen we geen Grand Prix meer?’ Waarop Ecclestone antwoordde: ‘Omdat je je rekening moet betalen!’ Dat kon ik nog wel begrijpen, dus daarna ben ik gaan kijken hoe we dat konden gaan doen.”

Er werd een regeling getroffen met Ecclestone: het circuit zou elke maand een ton overmaken naar de FOCA, zoals de commerciële organisatie achter de Formule 1 destijds heette. “Nadat we die afspraak hadden gemaakt, zei hij: ‘Het zal me benieuwen.' Ik dacht op dat moment precies hetzelfde, want ik had nog geen idee waar we die tonnen vandaan moesten halen. Die toezegging had ik dus gebluft!”, aldus Vermeulen, die er inmiddels om kan lachen. “Vervolgens hadden we een bespreking met het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk. Zij wilden wel acht ton aan ons lenen. Over de terugbetaling hoefde ik me geen zorgen te maken." Op het ministerie van CRM had men met andere woorden niet de illusie dat het geld ooit terug zou komen. "Ik had het geld dus bij elkaar, maar vervolgens werd het plan getorpedeerd door de gemeente Zandvoort. Zij hadden zoiets van: ‘Waar bemoeit het ministerie zich mee?’ De gemeente ging dwarsliggen.”

Vermeulen heeft geen goed woord over voor hoe de lokale politiek zich destijds opstelde. Het blokkeren van de 'lening' van het ministerie van CRM was niet de enige manier waarop het plaatselijke bestuur het circuit tegenwerkte. “Het was onvoorstelbaar", kan Vermeulen zich er nog over opwinden. "Er was ook een protestgroep vanwege geluidshinder en die zei dat een bepaald aantal mensen had gebeld met een klacht. Je kon dat toen nog niet goed registreren maar later zijn ze erachter gekomen dat dezelfde mensen - het was een groep van een man of dertig - allemaal dertig keer belden. Zo kregen ze honderden klachten bij elkaar. Zij kregen ook nog een subsidie van 20.000 gulden en degene die ons namens de gemeente ging controleren, was nota bene tegen het circuit. We moesten ons verweren in rechtszaken. Gelukkig wilde de Kamer van Koophandel wel helpen met het leveren van een advocaat, maar we waren alsnog 50.000 gulden kwijt aan zo'n zaak. Natuurlijk hebben ze het recht om te zeggen dat er sprake is van te veel geluid, maar voor ons waren het extra kosten."

Zes weken

Met de betalingsregeling die met Ecclestone was getroffen, was de Grand Prix trouwens nog niet terug op de kalender. Het circuit moest eerst wat aan de schuld doen voordat er überhaupt verder kon worden gesproken. Maar nog voordat de eerste betaling was gedaan, belde Ecclestone weer. “Ik dacht: ‘Oh nee, waar komt hij nu mee?’ Hij vroeg: ‘Jim, hoe lang duurt het om een Grand Prix te organiseren?’ Ik antwoordde: ‘Zes weken.’ Ecclestone: ‘Dan heb jij een Grand Prix!' Ik wist op dat moment natuurlijk helemaal niet of het wel in zes weken kon, maar als ik een jaar had gezegd, dan was het hem sowieso niet geworden. Ik heb dus een paar keer geluk gehad met dingen die ik heb toegezegd. Maar ik stond met mijn rug tegen de muur, ik had geen keus. We hadden mazzel dat Ecclestone in '82 een Grand Prix nodig had. Anders was er al veel eerder een einde gekomen aan de race.”

Vanaf 1982 werd de Nederlandse Grand Prix door Ecclestone betaald, maar het bleven lastige tijden voor het circuit. "We hoefden geen fee te betalen. Dat nam Ecclestone allemaal op zich. Maar we moesten wel met heel weinig middelen ervoor zorgen dat er een keurig circuit lag. Dan kwam er een controle op veiligheid en die mensen hadden altijd een behoorlijke waslijst met zaken die veranderd moesten worden. Er waren circuits in de wereld waar het de volgende dag ook meteen veranderd was. Maar op Zandvoort was dat vanwege de weinige financiële middelen niet mogelijk." Het gebrek aan lokale steun was Ecclestone natuurlijk ook een doorn in het oog. Vermeulen: "Dat het dorp zo tegen de Grand Prix was, kon de Formule 1 zich maar moeilijk voorstellen. De hele wereld wilde een Grand Prix, maar in Zandvoort wilden ze het niet! Dat was moeilijk uit te leggen.”

Riccardo Patrese, 1982.

Riccardo Patrese op het circuit van Zandvoort in 1982.

Foto: Motorsport Images

'Best grof'

Ecclestone was sowieso geen makkelijke. Vermeulen herinnert zich nog een onaangekondigd bezoek in de aanloop naar de race van ‘82. “Hij zei vooraf niet eens dat hij kwam. Hij landde gewoon. In de helikopter zat een telefoon en hij belde dat hij er over een kwartier was. Ik vroeg of ik hem ergens moest ophalen, maar hij zei: ‘Je ziet me wel verschijnen.’ Formeel moest ik de burgemeester en brandweer informeren als er een helikopter op het circuit landde. Maar voordat ik het doorhad, stond hij er al. Daar kreeg ik dan weer gedonder mee, maar ik kon hem moeilijk uit de lucht schieten! Ecclestone wilde ook gelijk de burgemeester en wethouders spreken. Ik had hem namelijk gewaarschuwd dat hij er op moest letten dat er straks niet een deurwaarder bij de kassa zou staan om het geld weg te halen. ‘Ik weet niet wie er allemaal verantwoordelijk is, maar die personen wil ik in de komende drie uur dat ik hier ben spreken’, zei hij nadat hij was geland. Ecclestone was best grof. Hij zei tegen de gemeente: ‘Er komt een Grand Prix. Er komt een opbrengst van de kassa. Het circuit moet jullie ook nog betalen, maar het is mijn Grand Prix, dus het is mijn geld. Als er iemand van plan is om ook maar een gulden van mij te stelen, dan moet diegene het nu zeggen want dan komt er geen Grand Prix.’”

Vermeulen heeft ook leuke herinneringen aan het samenwerken met Ecclestone. “Er waren valse pasjes in omloop. Ecclestone riep toen mij en Maarten Henneman bij zich. Zijn Griekse perschef was er ook bij. Die moest erop toezien dat er niemand naar binnen kwam met valse kaartjes. Ecclestone zei: ‘Kijk, er zijn mensen naar binnen gekomen met vals pasjes. Hier hebben we er één.’ Het was aardig goed nagemaakt. ‘Het is aan jullie om daarop te letten!’, ging die Griek tegen ons tekeer. Die moest natuurlijk even aan Ecclestone laten zien hoe goed hij wel niet bezig was. Later ging die Griek met een ander jasje aan naar buiten met het valse pasje om te kijken of het systeem verbeterd was. We hadden toen nog de gebroeders Bakker bij de slagbomen staan. Die woonden zeker honderd dagen per jaar in dat bewakershuisje." En met de gebroeders Bakker viel niet te spotten. "Wij hadden aan ze uitgelegd dat ze erop moesten letten dat er geen geel randje aan het kaartje zat. Vervolgens kwam de perschef om te testen of de controle verbeterd was. ‘Meneer, u heeft een vals kaartje.’ Daarop legde die Griek uit dat hij van de organisatie was en dat het een test betrof. Maar de gebroeders Bakker spraken geen woord Engels en herhaalden in het Nederlands: ‘Meneer, u heeft een vals kaartje.’ Ze hebben hem daarna opgesloten in het bewakershuisje. Hij heeft natuurlijk stampij lopen maken, maar voordat Henneman of ik tijd had om in te grijpen... Stiekem hadden we daar natuurlijk ook helemaal geen haast mee, want het was een eikel van een vent. Op een gegeven moment kwam Ecclestone naar ons toe om te vragen wat er aan de hand was. ‘We hebben het systeem verbeterd en hij wilde het testen. Hij wilde met een vals kaartje naar binnen en heeft zich verzet.’ Waarna Ecclestone zei: ‘Oh, laat nog maar even zitten!’”

Zelf werd Vermeulen ook een keer tegengehouden aan de poort. “In die tijd was de Vijverhut er nog, een pannenkoekenrestaurant aan een meertje. Dat is later opgegaan in het bungalowpark, maar vroeger zat daar het buitensecretariaat. Ik reed daar tijdens een weekend regelmatig naartoe op een scooter. Dan moest je de poort uit en dan was het nog drie- of vierhonderd meter. Op een donderdag kwam ik na een bezoek aan het buitensecretariaat terug bij het circuit en stond er een bewaker bij de poort. Vroeger hadden we eigen bewaking, maar we wilden het graag professioneler aanpakken dus we hadden voor dat weekend 120 man van HB Bewaking geregeld. Die bewaker vroeg naar mijn kaart. ‘Ja, maar ik ben de directeur en mijn kaart ligt in de wedstrijdtoren.’ Maar hij wilde per se een kaart zien. ‘Maar als je nu even je portofoon pakt en het navraagt...’ Dat deed hij gelukkig. ‘Ik heb hier iemand bij me staan die zegt dat hij Vermeulen heet, directeur is en naar binnen wil. Maar hij heeft geen kaart.’ Ik kon niet horen wat er aan de andere kant gezegd werd, maar ik zag hem van onder naar boven naar me kijken en zei tegen hem: ‘Hij vraagt zeker of het die dikke kale is.’ ‘Ja, meneer. Ik hoor het al: het is goed’. Vervolgens kon ik naar binnen. Daarna heb ik altijd mijn kaart bij me gehouden, maar het systeem werkte dus. Ik kon die man natuurlijk niets kwalijk nemen.”

FISA-president Jean-Marie Balestre en F1-baas Bernie Ecclestone op Zandvoort.

FISA-president Jean-Marie Balestre en F1-baas Bernie Ecclestone op Zandvoort.

Foto: Motorsport Images

Vliegtuigcrash

Een ander, veel hachelijker moment tijdens zijn tijd als directeur van het circuit was toen hij in 1985 onderweg naar het kantoor van Ecclestone een noodlanding moest maken met een privévliegtuig. Vermeulen had een aantal belangrijke zaken te bespreken met Ecclestone en nog een paar andere afspraken in Engeland. “We zouden landen op Biggin Hill. De piloot, Henk van Silfhout, meldde ons aan bij het vliegveld, hing zijn microfoontje op en zei tegen ons: ‘Jongens, we zijn er bijna.’ En toen viel er een motor uit, mogelijk omdat de brandstof op was. Dan moet je de propellor met een hendeltje vastzetten, anders gaat het vliegtuig de verkeerde kant op. Misschien kwam het door de harde wind, maar de piloot kreeg dat hendeltje niet om. Vervolgens ging het vrij snel. We slingerden naar beneden en mogelijk deed de tweede motor het intussen ook niet meer. Ik zag een weiland, dus ik dacht dat we daar gingen landen, zodat we een paar jerrycans met brandstof konden halen en weer verder konden. Dan was ik nog op tijd voor mijn afspraak met Ecclestone. We scheerden over een huis en daarna zag de piloot een veldje niet veel langer dan een voetbalveld. Daar kwakte hij het toestel neer, zonder het landingsgestel uit. Als je zo op gras landt, glijd je nog een eindje door. En het gras zal die dag ook wel nat zijn geweest, aangezien het in Engeland altijd regent.”

Aan het einde van het veldje stond een rij bomen. “Het was alsof we tegen een muur aan reden. Ik had me goed vastgehouden, maar was van mijn stoel geschoten en lag beneden. Achterin zat een racevriend van me, Peter Brouwers, die mij zou helpen met de Engelse taal. Hij was tegen de stoelen aangevlogen en bleek twee zwaar gekneusde knieën te hebben. Hij kreunde dat hij geen medicijnen mocht hebben omdat hij leukemie had." Al vrij snel kwam de brandweer, maar er viel niets te blussen. "Henk, die een gat in zijn hoofd had, zei tegen me: ‘Als jij nou uitstapt, dan kan ik er ook uit.’ Het deurtje bevond zich namelijk aan mijn kant. Ik wilde het deurtje openen, maar mijn hand bewoog niet. Ik zag wel wat in mijn jasje bewegen, dus ik zei: ‘Jongens, er werkt iets niet bij mij.’ Mijn arm bleek ineens een stuk langer geworden. Er was een en ander gescheurd en gebroken. En op mijn voorhoofd zat bloed. Zo'n vliegtuig zit vol scherpe dingen. Ik zat op de plek van de co-piloot en dan heb je een stuk of dertig schakelaars voor je. Als je daar hard met je hoofd tegenaan komt, is dat niet prettig.”

“Uiteindelijk lukte het me om het deurtje open te krijgen”, vervolgt Vermeulen. “Er liep een weggetje langs een lange haag naast het weiland en daarover kwam een ziekenwagen aangereden. Daar kon eigenlijk maar één persoon in. Ik had de zwaarste verwondingen dus ik mocht op het officiële bed. Mijn vriend Peter werd op een uitklapbare brancard naar binnen geschoven. De achterdeuren van de ziekenwagen konden daarna alleen niet meer dicht. Op dat weggetje konden we ook niet draaien, dus de ziekenwagen moest achteruit terug. Het zal een prima broeder zijn geweest, maar rijden kon hij niet. Om de twintig meter zat hij met de achterkant bijna tegen een boom. Ook remde hij elke keer veel te hard, waardoor de brancard met daarop mijn vriend er steeds bijna uit tuimelde. Ik kon dat telkens net voorkomen door me met mijn goede hand ergens aan vast te houden en een van mijn voeten achter de brancard te haken. Zo ging dat wel tien tot twintig keer.”

“Vervolgens zijn we naar een heel klein ziekenhuis gebracht. Daar moesten we ook nog lang wachten. Er waren zeven of acht oude dames voor me waar de heupen van gefotografeerd moesten worden. Nadat er eindelijk foto’s van mijn arm waren genomen, kwam er een arts naar me toe en die zei dat hij me een dag later zou opereren. ‘Wacht even’, antwoordde ik. ‘Misschien heb ik nog andere plannen vandaag.’ Ik vroeg hem om gips om mijn arm te doen zodat ik terug naar Nederland kon vliegen. Dan zou ik me daar wel laten opereren. Die arts was kwaad, misschien omdat hij een patiënt kwijt was, en bracht heel hardhandig dat gips aan. Inmiddels was mijn arm een stuk pijnlijker! Vervolgens heb ik een zakenrelatie van me, een motortuner, gebeld en hij heeft ons met een Volkswagen-busje opgehaald en naar de luchthaven van Gatwick gebracht.”

Vanaf daar nam het gehavende drietal een KLM-vlucht terug naar Nederland. “Mijn kleding zat helemaal onder het bloed. Eenmaal in het vliegtuig waren we blij dat we zaten. Toen kwam de piloot, of de co-piloot, naar ons toe. Hij vroeg ons of het klopte dat we een vliegtuigongeluk hadden gehad. ‘Nee hoor, dat zijn wij niet’, zeiden we, omdat we bang waren dat we niet mee mochten. ‘Oh, prima. Goede vlucht verder’. Daarna ben ik tien minuten buiten westen geweest van de pijn. We kwamen aan op Schiphol, maar onze auto’s stonden op Schiphol-Oost. We zijn daar met een taxi naartoe gegaan. Peter belde een huisgenoot waar hij een etage aan verhuurde in Amsterdam dat hij moest komen omdat we een vliegtuigongeluk hadden gehad. Maar het was 1 april, dus hij wilde Peter niet geloven en hing lachend op. Vervolgens belde Peter met zijn laatste kwartje huilend nog eens op. ‘Mijn knieën zijn stuk, je moet me ophalen!’ Vervolgens is hij met een Fiat 500 - ook niet ideaal voor je knieën - opgehaald, terwijl Henk mij naar het ziekenhuis in Leiderdorp bracht. Daar ben ik geopereerd.”

Trots

Dat onder zijn bewind vier Grands Prix hebben plaatsgevonden en het circuit is blijven voortbestaan, maakt Vermeulen nog steeds trots. De Nederlandse Grand Prix leefde tijdens zijn periode als directeur immers in geleende tijd. Vermeulen wist dat als er een land kwam dat bereid was om flink in de buidel te tasten voor een plek op de kalender, het doek zou vallen voor de Formule 1 op Zandvoort. Na 1985 keerde de Formule 1 niet terug naar de duinen. “Ecclestone had al een paar keer geroepen dat hij de race aan het subsidiëren was en dat als er een partij met geld langs zou komen, het voorbij was voor ons, aangezien Zandvoort gewoon geld kostte", zegt Vermeulen, die nog een poging deed om een Formule 1-contract voor meerdere jaren te krijgen, zodat er geïnvesteerd kon worden. "Ecclestone zei dat hij eraan zou werken. Ik heb hem er nog een paar keer naar gevraagd. 'Heb je het contract bij je?' 'Nee, ik ben er nog mee bezig, maar het komt eraan.' Bij de laatste Grand Prix van Nederland vroeg ik hem er opnieuw naar. Maar er gebeuren natuurlijk duizend andere dingen tijdens zo’n weekend. Hij zei dat hij het contract in zijn helikopter had liggen. Ik ben toen na de race met hem meegegaan naar zijn helikopter, die iets verderop op een hockeyveld stond. Dat was een stukje met de auto door de duinen. Daar aangekomen zei hij: ‘Oh nee, het ligt in mijn andere helikopter’. Toen wist ik wel hoe laat het was. Dan kun je zeggen dat we zijn beetgenomen door Ecclestone, maar eigenlijk hadden we natuurlijk nergens recht op. Het is met mazzel dat we nog vier Grands Prix hebben gehad.”

De finish van de Nederlandse GP van '85.

De finish van de Nederlandse GP van '85.

Foto: Ercole Colombo

Sluit je aan bij de Motorsport community

Praat mee
Vorig artikel Latifi ziet De Vries als teammaat best zitten: "Verdient kans in F1"
Volgend artikel McLaren verwacht power unit Norris te kunnen redden

Beste reacties

Er zijn nog geen reacties. Wil je er één schrijven?

Meld je gratis aan

  • Snel toegang tot je favoriete artikelen

  • Stel alerts in voor breaking news en je favoriete coureurs

  • Laat je horen met de reactiemodule

Motorsport prime

Ontdek premium content
Abonneer

Editie

Nederland