Hamilton denkt dat teamorder in Duitsland niet nodig was

Na de crash van Vettel en de daaropvolgende Safety Car-situatie lag Hamilton plots aan de leiding in de race op het circuit van Hockenheim. Even leek Bottas na de herstart aan te dringen, maar de Fin kreeg uiteindelijk van hogerhand de opdracht om de tweede positie te behouden. Voorafgaand aan de Grand Prix van Hongarije blikte Hamilton nog eenmaal terug op de verrassende overwinning en het bericht aan het adres van Bottas dat hij genoegen moest nemen met de tweede plaats.

“Ik denk dat we op dit moment als team geen teamorders nodig hebben”, zei Hamilton. “We zijn een team en we zijn er om goede resultaten binnen te halen en uiteindelijk moeten we in bepaalde scenario’s samenwerken. Ik was blij met het duel dat we gehad hebben. We hebben met respect gereden en gaven elkaar de ruimte. Die ruimte was er waarschijnlijk niet geweest als we tegen een Ferrari gereden hadden.”

Hamilton noemde het duel met Bottas na de herstart “geweldig” en begrijpt dat het publiek graag een duel op de baan had gezien. Hij vervolgde: “Wat het publiek waarschijnlijk zag was dat Valtteri mij liet gaan in Bocht 8, maar ik zat ervoor en hij had daarna weinig kans omdat we op een deel van het circuit kwamen waar het moeilijk is om elkaar te volgen. Ik denk dat hij tussen Bocht 12 en Bocht 13 het bericht kreeg en ik zat er op dat moment al voor.”

Nadat Hamilton de overwinning vierde en teambaas Toto Wolff zijn perspectief over de zaak deelde, begreep de Brit wel waarom Mercedes overging tot het uitdelen van een teamorder. “Het draait om timing, ik begrijp het wel. Toen ik Toto sprak begreep ik zijn perspectief. Het is de Duitse Grand Prix en ineens rijden we eerste en tweede. Je hebt gezien hoe anderen in de problemen raakten en punten verspeelden door stomme fouten. Terwijl hij groot respect heeft en op ons vertrouwt, zie je ook hoe gepassioneerd Toto is. Hij wilde niet dat we zouden verliezen waar we zo hard voor hadden gewerkt. We zaten in een geweldige positie en dat wilde hij graag zo houden.”

Met medewerking van Edd Straw