Haaienvin verboden voor F1-seizoen 2018

De haaienvin zorgt al geruime tijd voor heel wat discussie in de Formule 1-paddock. Het merendeel van de teams wil het element behouden. Meer oppervlak zorgt immers voor meer ruimte om sponsorlogo’s te plaatsen. De kwestie is echter opmerkelijk, aangezien de teams begin dit seizoen nog unaniem akkoord gingen met een regel waarmee in 2018 een verbod zou komen op de haaienvin. 

McLaren wilde vasthouden aan de beslissing die destijds is genomen, alle andere teams wilden de reglementen opnieuw veranderen. Het verbod werd maanden geleden al opgenomen in het reglement voor 2018. De Britse formatie stelde vervolgens een kleinere versie van de vin voor. Aangezien een reglementsverandering unaniem goedgekeurd moet worden, werd gezocht naar een compromis. Naarmate de tijd verstreek en er geen oplossing gevonden werd, is deze week tijdens een vergadering van de technische commissie besloten de haaienvin volledig te schrappen.

“Het maakt de boel ietwat gecompliceerder”, erkende Force India technisch directeur Andy Green. “Dit houdt in dat we bepaalde delen van de auto opnieuw moeten ontwikkelen want we namen aan dat de motorkap niet zou veranderen. Nu moeten we bepaalde onderdelen opnieuw bekijken. Het is geen groot probleem maar het was iets waarvan we niet gedacht hadden dat het zou gebeuren.”

Verbod op haaienvin al begin dit jaar besproken

McLaren racedirecteur Eric Boullier verdedigt het standpunt van McLaren: “Wij hebben de huidige reglementen gevolgd. Ik begrijp niet waarom iedereen iets anders heeft gedaan dan de reglementen voorschrijven. Maanden geleden is er al gestemd om de haaienvin te verwijderen. Zo staat het in de regels voor volgend jaar. Sommige teams wilden de grote vin behouden. Vervolgens werd een kortere Mercedes-achtige vin besproken en uiteindelijk hebben wij iedereen eraan herinnerd wat er zes maanden geleden gestemd werd. Men zei: ‘Nee, het moet veranderen. Wij hebben al in de windtunnel getest’. Geen punt, maar je kent de reglementen. Geen discussie mogelijk.”

Met medewerking van F1-verslaggever Jonathan Noble