Breaking news

België in de Formule 1: de moeizame jaren na Boutsen

Nederland had het door de komst van Max Verstappen al, maar ook België heeft komend Formule 1-seizoen iets om extra naar uit te kijken: Stoffel Vandoorne begint in Melbourne als McLaren-coureur aan zijn eerste volledige seizoen in de sport. Hij hoopt in de voetsporen te treden van Jacky Ickx en Thierry Boutsen, tot dusver de enige Belgische Grand Prix-winnaars. Sinds de laatste zege van Boutsen, in 1990, wilde het echter niet zo vlotten met Belgen in de koningsklasse van de autosport. Een overzicht van de moeizame strijd van de vijf mannen die de afgelopen decennia in de voetsporen van Boutsen hoopten te treden.

Bertrand Gachot

Boutsen, goed voor 164 Grands Prix en actief voor onder meer Benetton en Williams, reed van 1983 tot en met 1993 in de Formule 1. Kort nadat hij in 1990 zijn laatste zege boekte, in Hongarije, kreeg landgenoot Bertrand Gachot de kans om door te breken. Na twee seizoenen gekwakkeld te hebben bij Rial, Moneytron en Coloni, en doorgaans te zijn gesneuveld in de prekwalificatie, mocht hij instappen bij het nieuwe Jordan. Dat bleek een succes: Gachot werd één keer vijfde en twee keer zesde en sprokkelde zo vier WK-puntjes.

Een incident buiten de baan zette Gachot vervolgens buiten spel: hij kreeg het in Londen aan de stok met een taxichauffeur en spoot traangas in zijn gezicht. Dit leverde hem een gevangenisstraf van twee maanden op en Jordan verving hem door een piepjonge Michael Schumacher, die zijn debuut in de sport maakte, en later Roberto Moreno en Alessandro Zanardi. Eenmaal vrijgelaten keerde Gachot nog wel terug in de Formule 1, maar bij Jordan kon hij niet meer instappen. Bij achterhoedeteams Larrousse en Pacific sleet hij zijn laatste jaren in de sport, al deed hij dit onder de Franse vlag. Gachot had Franse en Duitse ouders en voelde zich vooral Europeaan, iets dat ook te zien was op zijn helm. Tot en met 1991 reed hij onder een Belgische licentie, vanaf 1992 stond hij in de autosport te boek als Fransman.

Eric van de Poele

Het jaar 1991 was er voor de Belgische autosport één van ongekende luxe: het land had drie coureurs in de F1. Naast Boutsen en Gachot wist ook Eric van de Poele een racestoeltje te bemachtigen, bij Modena. Een jaar eerder was hij vicekampioen geworden in de Formule 3000, destijds de belangrijkste opstapklasse. Achter Eric Comas, maar voor mannen als Eddie Irvine en Allan McNish. In de Formule 1 kwam Van de Poele echter nooit uit de verf: bij Modena, en ook een jaar later bij Brabham en Fondmetal, sneuvelde hij vrijwel altijd in de kwalificatie of prekwalificatie. In totaal begon hij 29 keer aan een Grand Prix-weekend, slechts vijf keer mocht hij op zondag daadwerkelijk aan de start verschijnen. In drie van deze vijf races haalde de man uit Verviers de finish: hij werd één keer negende, één keer tiende en één keer dertiende. Punten voor het WK leverden dit hem, onder de toenmalige reglementen, niet op.

Philippe Adams

Van de Poele reed in 1992 zijn laatste race, Boutsen in 1993 en Gachot ging vanaf 1992 door onder de Franse nationaliteit. En dus zat België vanaf 1994 ineens zonder Formule 1-coureur, al duurde dat niet lang. Na tien races stond het water Team Lotus tot de lippen en besloot het Philippe Adams als 'paydriver' in de auto van Zanardi te zetten. Adams zou een half miljoen dollar meenemen, geld dat Lotus goed kon gebruiken, en drie races mogen rijden. Hij debuteerde voor eigen publiek in Spa en dat verliep dramatisch: hij viel vooral op door zijn domme fouten en was langzaam, veel te langzaam. In de natte kwalificatie gaf hij een kleine zeven seconden toe op teamgenoot Johnny Herbert, in de race spinde hij. Na dit belabberde weekend mocht Adams nog instappen voor de GP van Portugal en toen ook dit weekend geen succes werd, had Lotus genoeg gezien. Het haalde Adams uit de auto, de resterende races van het seizoen mochten Eric Bernard en Mika Salo de Lotus met startnummer elf besturen.

Bas Leinders

Na de twee races van Adams in 1994 bleef België lang verstoken van een Formule 1-coureur. Pas tien jaar later meldde zich weer een Belg op het circuit tijdens Grand Prix-weekends, al werd Bas Leiders nooit officieel Formule 1-coureur. Daarvoor moet je namelijk races rijden, of in ieder geval een kwalificatie, en dat zat er niet in. Leinders was een prima coureur en werd in 1994 en 1995 kampioen in de Belgische, Britse en Europese Formule Ford. Ook de titels in de Europese Formule Opel en de Duitse Formule 3 schreef hij op zijn naam, maar de laatste stap bleek moeilijk. Toch kwam er een kans, nadat hij twee keer derde geworden was in de World Series by Nissan: Leinders werd in 2004 de test- en reservecoureur van Minardi. In die rol mocht hij, omdat de kleinere teams op vrijdag een derde auto mochten inzetten, ieder Grand Prix-weekend opdraven voor de vrije training. Dat deed hij prima, hij was regelmatig sneller dan vaste coureurs Gianmaria Bruni en Zsolt Baumgartner, maar een vervolg kreeg dit jaar in de Formule 1 niet voor hem.

Jerome D'Ambrosio

Voor het eerst sinds 1994 stond er in 2011 weer een Belg aan de start van een Grand Prix. Hoewel zijn prestaties in de GP2 niet denderend waren, hij reed drie seizoenen in deze klasse en eindigde niet hoger dan negende in het klassement, rolde Jerome D'Ambrosio de Formule 1 in. In 2010 werd hij reservecoureur van Renault, later dat jaar mocht hij vrije trainingen rijden bij het team van Virgin. Deze trainingen verliepen naar tevredenheid en in 2011 was de Belg één van de vaste racecoureurs van dat team, omgedoopt in Marussia Virgin. Er viel weinig eer te behalen: de MVR-02 was veel te langzaam. Veertiende plaatsen in Melbourne en Canada bleken voor D'Ambrosio het hoogtepunt van zijn jaar: door deze resultaten eindigde hij boven teamgenoot Timo Glock in het kampioenschap.

De twee konden niet voorkomen dat Marussia als twaalfde en laatste eindigde bij de constructeurs. Na één jaar vertrok D'Ambrosio en werd hij reservecoureur bij Lotus, achter Kimi Raikkonen en Romain Grosjean. Raikkonen werd dat jaar derde in het WK en D'Ambrosio kreeg in Monza de kans waar hij op hoopte: hij mocht instappen omdat Grosjean een race geschorst was. Het leverde hem twee persoonlijke records op: zijn beste startplaats (vijftiende) en beste klassering aan de finish (dertiende).

Deze Grand Prix van Italië bleek de laatste Grand Prix voor D'Ambrosio en de laatste race van een Belg in de Formule 1 tot Stoffel Vandoorne afgelopen seizoen in Bahrein mocht invallen voor Fernando Alonso. Hij pakte in Sakhir prompt een punt, het eerste Belgische WK-punt sinds Thierry Boutsen op 8 november 1992 als vijfde over de streep kwam in Adelaide. Voor de laatste Belgische podiumplaats moeten we terug naar 12 augustus 1990, toen Boutsen won op de Hungaroring. Het woord is vanaf Melbourne aan Stoffel Vandoorne.

Door: Roland Mather

[photo,290676,left,]

Sluit je aan bij de Motorsport community

Praat mee
Vorig artikel 'In-season'-test verhuist van Silverstone naar Boedapest
Volgend artikel McLaren-baas Brown: "Alonso beste coureur ter wereld"

Beste reacties

Er zijn nog geen reacties. Wil je er één schrijven?

Meld je gratis aan

  • Snel toegang tot je favoriete artikelen

  • Stel alerts in voor breaking news en je favoriete coureurs

  • Laat je horen met de reactiemodule

Motorsport prime

Ontdek premium content
Abonneer

Editie

Nederland